ECLI:NL:GHAMS:2016:3008
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- J.L. Bruinsma
- H.W.J. de Groot
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beschikking gevangenhouding en beroep op gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1988 en thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2016, waarin een bevel tot zijn gevangenhouding was gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust, beoordeeld. Het hof is van oordeel dat het dossier voldoende ernstige bezwaren bevat voor alle feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn genoemd. De verdachte had zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, maar het hof oordeelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van rechtens relevante gelijke gevallen tussen de verdachte en de medeverdachten. Het openbaar ministerie had de verdachte terecht de belangrijkste rol in het feitencomplex toegeschreven.
Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter mr. J.L. Bruinsma en de raadsheren mrs. H.W.J. de Groot en J.H. Wesselink aanwezig waren, met mr. K.D.M. de Lange als griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.