ECLI:NL:GHAMS:2016:2990

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
23-000073-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor heling van goederen afkomstig van woninginbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor heling van goederen die afkomstig waren van een woninginbraak in Purmerend. De tenlastelegging omvatte onder andere de heling van twee personenauto's, een grote hoeveelheid schoenen, kleding, en diverse elektronische apparaten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde heling van de BMW X5 en de BMW 118i, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze auto’s had geheeld. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de heling van een grote hoeveelheid goederen, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had deze goederen voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het om door misdrijf verkregen goederen ging. Het hof legde een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte, die echter van geruime tijd geleden dateren.

Uitspraak

parketnummer: 23-000073-15
datum uitspraak: 22 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 24 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-741281-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 september 2015, 28 juni 2016, 29 juni 2016, 1 juli 2016 en 8 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2012 tot en met 22 juni 2012 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit/vanaf een woning en/of bijbehorend erf, gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen (onder meer)
- twee, althans één, personenauto(’s) (merk BMW, type X5 met kenteken 23-PJH-2 en/of een BMW, type 118i met kenteken 19-PKN-7 en/of bijbehorende sleutel(s)) en/of
- een (grote) hoeveelheid schoenen en/of kleding en/of
- één of meerdere draaitafel(s) en/of geluidsapparatuur en/of
- één of meerdere televisie(s) en/of
- keukenapparatuur en/of
- een fotocamera en/of
- ( een) spelcomputer(s) en/of één of meerdere pc(’s) en/of één of meerdere Ipad(s) en/of
- een boormachine (Bosch) en/of
- een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2012 tot en met 7 november 2012 te Purmerend en/of Zwanenburg en/of Koog aan de Zaan en/of Beverwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(
Onderzoeken Boston/Beuk/Gistel)
- twee, althans één, personenauto(’s) (een BMW, type X5 met kenteken 23-PJH-2 en/of een BMW, type 118i met kenteken 19-PKN-7) en/of onderdelen van de BMW 118i, kenteken 19-PKN-7 (te weten bumpers en/of vier (4) portieren en/of (een/beide) voorspatbord(en) en/of de achterklep en/of de hoes van het dashboard en/of het complete lederen interieur en/of de achteras en/of het tussenpaneel van de carrosserie) en/of een startmodule met sleutel, en/of
(
Onderzoek Gistel)
- een (grote) hoeveelheid schoenen en/of kleding en/of
- één of meerdere draaitafel(s) en/of geluidsapparatuur en/of
- één of meerdere televisie(s) en/of
- keukenapparatuur en/of
- een fotocamera en/of
- ( een) spelcomputer(s) en/of één of meerdere pc(’s) en/of één of meerdere Ipad(s) en/of
- een boormachine (Bosch) en/of
- een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en/of van opzetheling een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak primair ten laste gelegde

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Overweging ten aanzien van het bewijs

Subsidiair is aan de verdachte de heling van bij de inbraak gestolen voorwerpen ten laste gelegd. Hieromtrent overweegt het hof het volgende.
Tussen 18 en 22 juni 2012 is bij een woninginbraak in Purmerend een groot aantal voorwerpen ontvreemd. Het betreft een aanzienlijke hoeveelheid (elektronische) apparatuur, kleding alsmede twee auto’s, te weten een BMW X5 en een BMW 118i. De weggenomen BMW X5 is een dag na de aangifte door de politie aangetroffen in een door de verdachte gehuurde loods te Zwanenburg. De BMW 118i is niet opgespoord, maar wel zijn vele onderdelen van deze BMW aan/ingebouwd in een BMW 120D van een broer van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 1] . Deze auto is aangetroffen op
7 november 2012 bij de woning aan de [adres 3] te Beverwijk alwaar onder meer deze [medeverdachte 1] en ook een andere broer van de verdachte, te weten de medeverdachte [medeverdachte 2] woonachtig waren. De startmodule en sleutel van deze BMW 118i zijn eveneens op 7 november 2012 aangetroffen in de bedrijfsruimte van het garagebedrijf van deze [medeverdachte 2] , gelegen aan de [adres 4] te Krommenie. De weggenomen apparatuur en de weggenomen kleding is eveneens op
7 november 2012 aangetroffen in een door [medeverdachte 2] gehuurde loods aan de [adres 5] te Koog aan de Zaan.
De verdachte heeft aangegeven dat hij er niet van op de hoogte was dat zich in de door hem gehuurde loods in Zwanenburg een gestolen BMW X5 heeft bevonden. Hij heeft gesteld dat hij de loods had gehuurd ten behoeve van zijn bedrijf, [bedrijf 1] , maar dat hij de loods niet gebruikte, er nooit kwam en dat hij de loods had doorverhuurd aan een Poolse man, genaamd [getuige 1] .
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij vernam dat er in de door hem gehuurde loods was ingebroken. Hij is toen gaan kijken. Hij heeft toen een groot aantal voorwerpen aangetroffen. De daarvan bruikbare voorwerpen heeft de verdachte naar eigen zeggen, veronderstellende dat deze aan genoemde [getuige 1] toebehoorden, uit de loods gehaald en gebracht naar de loods aan de [adres 5] te Koog aan de Zaan, waartoe hij toegang had.
In hoger beroep is [getuige 1] als getuige bij de raadsheer-commissaris gehoord. Deze heeft verklaard noch [verdachte] of diens bedrijf [bedrijf 1] te kennen noch enige loods aan de [adres 6] te Zwanenburg te hebben gehuurd. Ten aanzien van een door de verdachte ter onderbouwing van zijn lezing dat hij de loods aan [getuige 1] had onderverhuurd overgelegde overeenkomst, opgemaakt door [bedrijf 2], verklaarde de getuige de overeenkomst niet te kennen en nooit eerder te hebben gezien. Ook [getuige 2] van [bedrijf 2] heeft als getuige bij de politie verklaard de verdachte en de overeenkomst niet te kennen. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar.
Gelet daarop is de verklaring van de verdachte dat een ander zijn loods gebruikte niet aannemelijk geworden en gaat het hof daaraan voorbij.
Het hof stelt voorts vast dat hoewel de loods aan de [adres 5] te Koog aan de Zaan werd gehuurd door de broer van de verdachte, [medeverdachte 2] , deze ook bij de verdachte in gebruik was. In deze loods is, naast de voorwerpen die van de inbraak te Purmerend afkomstig waren, onder meer een werkjas aangetroffen, die was voorzien van de aanduiding ‘ [bedrijf 1] ’. De verdachte heeft ook zelf ter terechtzitting in eerste aanleg aangegeven dat hij van deze loods gebruik maakte.
Nu de verdachte zelf heeft verklaard dat hij de van de inbraak afkomstige voorwerpen heeft aangetroffen in de loods in Zwanenburg en deze heeft overgebracht naar de loods in Koog aan de Zaan en het daarbij klaarblijkelijk niet voorwerpen betrof van hem bekende personen maar om deels zeer waardevolle en persoonlijke goederen ging, moet de verdachte zich toen ook hebben gerealiseerd dat deze voorwerpen zeer wel van misdrijf afkomstig konden zijn. Dat heeft hem er niet van weerhouden de voorwerpen te behouden en naar de loods van zijn broer te brengen; hij heeft de kans dat deze voorwerpen van misdrijf afkomstig waren kennelijk willens en wetens aanvaard. Aldus heeft de verdachte zich aan heling van deze voorwerpen schuldig gemaakt.
Wat betreft de BMW X5, die een dag na de inbraak in de loods te Zwanenburg is aangetroffen overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte zelf deze auto daar heeft geplaatst en ook niet dat de verdachte in de korte tijd dat de auto daar heeft gestaan, zich van de aanwezigheid ervan bewust is geweest. Van heling van deze auto zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De verdachte zal voorts worden vrijgesproken van de heling van de gestolen BMW 118i. Deze auto is niet bij de verdachte aangetroffen en niet is vast komen te staan dat de verdachte deze auto op enig moment, al dan niet tezamen met anderen, in zijn bezit dan wel beschikkingsmacht heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen valt voorts niet af te leiden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van onderdelen van de gestolen BMW 118i in de auto van zijn broer [medeverdachte 1] die is aangetroffen bij de woning aan de [adres 3] te Beverwijk. De verdachte zal dan ook tevens van de heling van deze auto-onderdelen worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen valt evenmin af te leiden dat de verdachte wetenschap had van de voorwerpen die aanwezig waren in de bedrijfsloods van zijn broer [medeverdachte 2] aan de [adres 4] te Krommenie. Niet bewezen is dan ook dat de verdachte de door de politie daar aangetroffen sleutel en startmodule van de gestolen BMW 118i heeft geheeld.
Het hof is van oordeel dat de ten aanzien van de verdachte hierboven bewezenverklaarde gedragingen niet in zodanige omvang of onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat deze als gewoonte kunnen worden aangemerkt. In zoverre zal de verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 juni 2012 tot en met 7 november 2012 in Nederland een grote hoeveelheid schoenen en kleding en geluidsapparatuur en een televisie en keukenapparatuur en een fotocamera en een spelcomputer en een pc voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage die bij dit arrest is gevoegd en daarvan deel uitmaakt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de heling van een groot aantal dure voorwerpen die bij een woninginbraak waren ontvreemd. Heling draagt bij aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit als inbraken, nu door heling een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen wordt gecreëerd.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 juni 2016 van de verdachte blijkt dat hij eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk is veroordeeld, maar dat deze veroordelingen van geruime tijd geleden dateren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juli 2016.