3.9Omdat haar vorderingen in de loop der tijd deels zijn achterhaald, heeft Overvast haar petitum, voor zover daarop in het eindvonnis is beslist, opnieuw geformuleerd. Het hof zal dit petitum volgen. Het vonnis zal om die reden niet alleen worden vernietigd voor zover daarin gelezen moet worden dat de in hoger beroep toegewezen vorderingen zijn afgewezen, maar ook, ter voorkoming van dubbele veroordelingen, voor zover onder III en IV de vorderingen van Overvast zijn toegewezen.. JWG VOF c.s. zullen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Ten aanzien van de kosten in eerste aanleg geldt dat daaromtrent in het door de kantonrechter gewezen eindvonnis van 27 augustus 2015 is beslist.
4. Beslissing
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het betreft de veroordelingen sub III en IV en de afwijzing van hetgeen thans in hoger beroep wordt toegewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Overvast te betalen een bedrag van € 29.338,52 wegens (huur) achterstand tot en met september 2014, alsmede een bedrag van € 4.500,-- aan contractueel verbeurde boetes wegens het te laat betalen van de huur over de maanden mei 2014 tot en met september 2014;
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Overvast te betalen een bedrag van € 7.890,06 wegens huur vanaf 1 oktober 2014 tot aan de laatste dag van de maand waarin de huurovereenkomst is ontbonden (28 februari 2015);
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Overvast te betalen een bedrag van € 7.890,06 wegens een gebruiksvergoeding, en wel voor iedere maand dat JWG VOF c.s. het gehuurde niet hebben ontruimd, vanaf de eerste dag van de maand nadat de huurovereenkomst is ontbonden ( 1 maart 2015) tot en met april 2015, de maand dat JWG VOF c.s. het gehuurde hebben ontruimd;
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd om aan Overvast te betalen bij wijze van schadevergoeding vanwege de voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst een bedrag van € 7.890,06, en wel voor iedere maand dat het gehuurde niet is wederverhuurd, vanaf 1 mei 2015 tot aan de dag van wederverhuur, zulks tot en met uiterlijk 30 juni 2016;
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Overvast te betalen wegens buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.125,--;
veroordeelt JWG VOF en de Vennoten hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Overvast tot op heden begroot op € 2.092,68 aan verschotten en € 1.158,00 voor salaris van de advocaat en op € 131,-- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,-- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen zeven dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan, te betalen binnen zeven dagen na dit arrest, bij gebreke waarvan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de gevorderde proceskostenveroordeling ter zake van het geding in eerste aanleg.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, E.M. Polak en G.J. Visser en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.