ECLI:NL:GHAMS:2016:2951

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
200.168.412/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dekking opstal- en inboedelverzekering na bestemmingswijziging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Delta Lloyd had geweigerd dekking te verlenen voor schade aan een woning na een brand, omdat volgens hen een bestemmingswijziging had plaatsgevonden. De eigenaar van de woning, [geïntimeerde], had de woning gekocht met de bestemming 'eigen bewoning', maar had in het souterrain een praktijkruimte ingericht voor het geven van behandelingen. De rechtbank oordeelde dat Delta Lloyd de dekking moest verlenen, omdat de verzekeringen onder dezelfde voorwaarden zouden zijn voortgezet als de wijziging tijdig was doorgegeven. Delta Lloyd ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. Het hof concludeert dat er inderdaad een bestemmingswijziging heeft plaatsgevonden, aangezien de eigenaar bedrijfsmatige activiteiten in de woning heeft ontplooid. De activiteiten waren niet verenigbaar met de bestemming 'eigen bewoning', en de eigenaar had deze wijziging moeten doorgeven aan Delta Lloyd. Het hof oordeelt dat Delta Lloyd niet gehouden is om dekking te verlenen voor de schade, omdat de dekking is komen te vervallen door de niet-tijdige melding van de bestemmingswijziging. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af, terwijl het vonnis in reconventie wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.168.412/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/547474 / HA ZA 13-834
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juli 2016
inzake
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. F.M. van Sloun te Arnhem,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Delta Lloyd en [geïntimeerde] genoemd.
Delta Lloyd is bij dagvaarding van 16 januari 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 oktober 2014, zoals dat onder hierboven genoemde zaak-/rolnummer is gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Delta Lloyd als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 april 2016 doen bepleiten, Delta Lloyd door haar hiervoor genoemde advocaat en [geïntimeerde] door mr. J. Backx, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [geïntimeerde] heeft nog producties in het geding gebracht, genummerd 3 en 4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Delta Lloyd heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de in eerste aanleg in conventie ingestelde vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, haar in reconventie ingestelde vordering alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zal toewijzen, [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Delta Lloyd ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, vermeerderd met rente, en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten, met nakosten en rente.
Het door [geïntimeerde] gestelde in principaal hoger beroep strekt tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. De grieven in incidenteel hoger beroep zijn gericht tegen de feitenvaststelling en de conclusie van de rechtbank dat een bestemmingswijziging heeft plaatsgevonden.
In het incidenteel hoger beroep heeft Delta Lloyd geconcludeerd tot verwerping daarvan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende, waarbij rekening is gehouden met de grieven I-III in principaal hoger beroep en grief 1 in incidenteel hoger beroep.
2.1.1.
[geïntimeerde] is eigenaar van de woning, gelegen aan [adres] . [geïntimeerde] is gehuwd met [W.] . De woning is op 14 oktober 2010 gekocht. Het betreft een vrijstaande woning met een woonoppervlak van circa 500 m2. Bij de aankoop was in het souterrain een praktijkruimte met bijbehorende wachtruimte aanwezig die was voorzien van een eigen entree en portaal. Daarnaast was in het souterrain een badkamer en een bar. Na de aankoop van de woning is in het souterrain een werkkamer gerealiseerd, zijn de badkamer en de bar gemoderniseerd en is een ‘wellness-ruimte’ gemaakt, met in ieder geval twee sauna’s en een zonnebank. In de werkkamer was een darmspoelapparaat geplaatst.
2.1.2.
[geïntimeerde] heeft door tussenkomst van [B.V.] bij Delta Lloyd een particuliere opstalverzekering (polisnummer 500-20098796-31 ) en een inboedelverzekering (polisnummer 500-20098796-33) afgesloten met betrekking tot de woning. [geïntimeerde] heeft door tussenkomst van [B.V.] ‘eigen bewoning’ als bestemming opgegeven en dit is door Delta Lloyd in de verzekeringen aanvaard. De verzekeringen zijn ingegaan op 14 oktober 2010.
2.1.3.
Op de opstalverzekering zijn de polisvoorwaarden volgens het model B 03.2.39 B van toepassing. In deze voorwaarden is voor zover van belang het volgende bepaald:
Artikel 19
Gewijzigde omstandigheden
De wijzigingen die hieronder in artikel 19.2 worden genoemd moet u doorgeven aan de maatschappij binnen de in dat artikel gestelde termijnen. De genoemde wijzigingen kunnen namelijk gevolgen hebben voor uw premie, het verzekerde risico of de dekking. (…)
Artikel 19.2
Welke wijzigingen moet u doorgeven en binnen welke termijnen?
In de volgende situaties moet u de maatschappij op de hoogte stellen binnen de genoemde termijnen: (…)
2. de bouwaard, de dakbedekking, de constructie, de bestemming (u gaat bijvoorbeeld een praktijkruimte inrichten), de inrichting, de inhoud in kubieke meters of het gebruik van de woning verandert: dit moet u binnen 30 dagen na de oorspronkelijke wijzigingsdatum meedelen;
(…)
Artikel 19.4
Gevolgen van het niet (op tijd) doorgeven van wijzigingen
Wanneer u een wijziging niet binnen de gestelde termijn doorgeeft, vervalt na de gestelde termijn het recht op schadevergoeding. Wanneer de maatschappij echter de verzekering tegen dezelfde voorwaarden zou hebben voortgezet wanneer u de wijziging op tijd zou hebben doorgegeven, blijft het recht op schadevergoeding bestaan. Wanneer de maatschappij de verzekering voort zou hebben gezet tegen een hogere premie, wordt een schade vergoed in dezelfde verhouding als de betaalde premie staat tegenover de premie die u bij juist doorgeven van de wijziging had moeten betalen.
2.1.4.
Op de inboedelverzekering zijn de polisvoorwaarden volgens het model B 03.2.40 C van toepassing. De artikelen 21, 21.2 en 21.4 van deze voorwaarden zijn tekstueel gelijk aan de hiervoor aangehaalde artikelen 19, 19.2 en 19.4 van het model B 03.2.39 B.
2.1.5.
[W.] heeft op 1 maart 2011 onder de naam [eenmanszaak] een eenmanszaak (praktijk) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. [eenmanszaak] heeft (vanaf 2012) een eigen website [website] en een Facebook-pagina waar reclame werd gemaakt voor diverse diensten en de mogelijkheid van vrij gebruik van twee sauna’s en een zonnebank werd genoemd. Een bord met daarop de naam ‘[eenmanszaak]’ heeft (vanaf 2012) in de voortuin van het huis gestaan, zichtbaar vanaf de openbare weg. [eenmanszaak] is in 2012 shirtsponsor geweest van een team van de plaatselijke voetbalvereniging. [W.] heeft vanaf 2011 onder de naam van [eenmanszaak] voetenbaden, massages en reiki-behandelingen gegeven aan (onder anderen) acht personen die meermalen zijn teruggekomen. De netto omzet uit deze werkzaamheden was blijkens de winst- en verliesrekening € 978,- in 2011 en € 2.355,- in 2012. [W.] was doende de opleidingen te voltooien die vereist zijn voor het uitvoeren van darmspoelingstherapieën. [geïntimeerde] noch [B.V.] heeft deze omstandigheden aan Delta Lloyd doorgegeven.
2.1.6.
Op zondagochtend 24 februari 2013 was [W.] in het souterrain aanwezig met drie personen. [geïntimeerde] heeft een sauna in bedrijf gesteld. In de sauna is brand ontstaan door oververhitting of kortsluiting in de kachel van de sauna. De brand heeft zich naar de rest van het huis uitgebreid. Door de brand is ernstige schade aan de opstal en de inboedel ontstaan.

3.Beoordeling

3.1.
De vorderingen die [geïntimeerde] in eerste aanleg in conventie heeft ingesteld strekken – heel kort weergegeven – ertoe dat wordt vastgesteld dat Delta Lloyd onder de opstal- en inboedelverzekering dekking dient te verlenen voor de door de brand ontstane schade en tot verzekeringsuitkering moet overgaan, met nevenvorderingen.
3.2.
Delta Lloyd meent dat zij geen dekking dient te verlenen, omdat een bestemmingswijziging heeft plaatsgevonden doordat in de woning een praktijkruimte is ingericht en geëxploiteerd. In reconventie heeft Delta Lloyd een vordering ingesteld om van [geïntimeerde] vergoeding te verkrijgen van de door Delta Lloyd gemaakte onderzoekskosten.
3.3.
In eerste aanleg was [B.V.] als medegedaagde in de procedure betrokken. Zij wordt door [geïntimeerde] als assurantietussenpersoon aansprakelijk gehouden voor de schade van [geïntimeerde] voor het geval Delta Lloyd zich met recht zich op het ontbreken van dekking kan beroepen. Die zaak is bij het hof aanhangig onder zaaknummer 200.173.614/01 en wordt aangehouden in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure.
3.4.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat [geïntimeerde] in de woning een behandelruimte heeft ingericht en de exploitatie daarvan is aangevangen door derden tegen betaling behandelingen te geven. In ieder geval hebben voetbaden, massages en reiki-behandelingen plaatsgevonden. Daaruit volgt volgens de rechtbank dat een wijziging in de bestemming en het gebruik van de woning heeft plaatsgehad. [geïntimeerde] was gehouden deze bestemmingswijziging aan Delta Lloyd door te geven. Er was geen sprake meer van uitsluitend ‘eigen bewoning’. De rechtbank is vervolgens tot het oordeel gekomen dat Delta Lloyd de particuliere verzekeringen zou hebben gecontinueerd onder dezelfde voorwaarden, indien [geïntimeerde] de wijziging tijdig zou hebben doorgegeven. Om deze reden heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] strekkende tot verkrijging van een verzekeringsuitkering toegewezen en de reconventionele vordering van Delta Lloyd afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Delta Lloyd op in hoger beroep.
bestrijdt op zijn beurt met zijn tweede grief in incidenteel hoger beroep de conclusie van de rechtbank dat een bestemmingswijziging heeft plaatsgevonden.
3.5.
Het hof zal eerst de tweede grief in incidenteel hoger beroep behandelen.
3.6.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [W.] een praktijkruimte heeft ingericht, de onderneming [eenmanszaak] heeft opgericht en in het handelsregister van de KvK heeft ingeschreven, er is een bord in de tuin geplaatst, een website en Facebook-pagina gemaakt, er is reclame gemaakt, verschillende personen zijn in de praktijkruimte ontvangen, tegen betaling zijn verschillende behandelingen uitgevoerd en deze betalingen zijn verwerkt in de boekhouding van [eenmanszaak]. [geïntimeerde] heeft deze feiten en omstandigheden niet gemotiveerd bestreden. Het hof is van oordeel dat [W.] daarmee bedrijfsmatige activiteiten in de woning heeft ontplooid. Het verweer van [geïntimeerde] dat de activiteiten van [W.] hobbymatig waren of een privé-karakter hadden, wordt verworpen.
Het aanbod van [geïntimeerde] om zichzelf en [W.] als getuige te laten verklaren dat in de woning nog geen zakelijke activiteiten plaatsvonden, wordt gelet op de hiervoor genoemde, niet weersproken feiten en omstandigheden gepasseerd. Eveneens wordt het aanbod gepasseerd om [W.] als getuige te laten verklaren dat zij nog niet was aangevangen met de colonhydrotherapiepraktijk. Die omstandigheid kan er immers niet aan afdoen dat in de praktijkruimte al wel tegen betaling voetbaden, massages en reiki-behandelingen, en daarmee bedrijfsmatige activiteiten hebben plaatsgevonden.
3.7.
Uit de hiervoor onder 3.6 genoemde feiten en omstandigheden volgt dat de bestemming van de woning (“u gaat bijvoorbeeld een praktijkruimte inrichten”) en het gebruik van de woning is veranderd als beschreven in de artikelen 19.2 en 21.2 van de verzekeringsvoorwaarden. De woning had niet alleen meer de bestemming ‘eigen bewoning’. [geïntimeerde] had dit moeten melden aan Delta Lloyd. De tweede grief in incidenteel hoger beroep faalt.
3.8.
Uitgangpunt voor de verdere beoordeling is hetgeen de rechtbank in r.o. 4.6 van het bestreden vonnis in navolging van de stellingen van Delta Lloyd heeft overwogen ten aanzien van de acceptatiebeleid van Delta Lloyd. Alleen op beperkte basis is Delta Lloyd bereid een kleine kantoor- of praktijkruimte mee te verzekeren op een particuliere verzekering. Delta Lloyd stelt daarbij twee cumulatieve voorwaarden:
(i) de aanvullende bestemming heeft een ondergeschikt karakter in het huis (maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van het huis tot een maximum van 50 m2), en (ii) de aanvullende bestemming past bij het karakter van een particuliere verzekering. Als voorbeelden worden genoemd een kleine kantoorruimte voor administratief werk of een kleine werkplaats voor het gebruik en het opbergen van beroepsmatige apparatuur. Delta Lloyd heeft haar acceptatiebeleid verder toegelicht aan de hand van een overgelegde verklaring van de teamleider van de acceptatieafdeling. Daaruit volgt dat het uitgangspunt is dat een woonhuisverzekering is gericht op de bestemming ‘eigen bewoning’ en een inboedelverzekering ziet op roerende zaken die behoren tot een particuliere huishouding. Op beperkte basis wordt op aanvraag een kleine kantoor- of praktijkruimte meeverzekerd. De ruimte dient qua omvang beperkt te zijn en het soort werk dient het karakter van de particuliere verzekering niet aan te tasten.
3.9.
[geïntimeerde] betwist dat de hiervoor genoemde wijze waarop Delta Lloyd de acceptatie beoordeelt het acceptatiebeleid van Delta Lloyd is, maar heeft deze betwisting niet voldoende gemotiveerd, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
3.10.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat in ieder geval het portaal, de entree, de gang, het toilet, de douche en de werkkamer met darmspoelapparaat zakelijk zijn gebruikt door [W.] . De oppervlakte daarvan komt uit op 48,83 m2. De rechtbank heeft op grond daarvan aangenomen dat minder dan 50m2 door [W.] als praktijkruimte werd gebruikt.
3.11.
Hiertegen komt Delta Lloyd op met grief IV in principaal hoger beroep. Vast staat dat de praktijk van [W.] in ieder geval werd gebruikt voor voetenbaden, massages en reiki-behandelingen. De rechtbank heeft aangenomen dat al deze behandelingen plaatsvonden in de werkruimte in het souterrain. Delta Lloyd stelt dat ruimte 0.06 een massageruimte was met een oppervlakte van 12,23 m2. [geïntimeerde] is daarop niet gemotiveerd ingegaan, zodat het hof deze stelling voor juist houdt. Delta Lloyd stelt verder terecht dat [geïntimeerde] geen duidelijkheid heeft gegeven over de plaats waar de voetenbaden stonden. Wel volgt uit de verklaring van [W.] (productie 6 bij conclusie van antwoord) dat de barruimte daarvoor in ieder geval een keer is gebruikt (oppervlakte: 22,7 m2). Verder heeft Delta Lloyd onweersproken aangevoerd dat ruimte 0.03 was ingericht als een omkleedruimte waarin verschillende lockers waren geplaatst, zodat niet voor de hand ligt dat deze ruimte louter als privéruimte was bestemd en werd gebruikt. [geïntimeerde] is daarop niet concreet ingegaan, zodat het hof daarvan zal uitgaan. Deze omkleedruimte had een oppervlakte van 11 m2.
3.12.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de praktijkruimte een aanmerkelijke omvang had. Verder is de aard van de activiteiten waarbij in ruimten verschillende behandelingen worden gegeven en verschillende bezoekers tegelijk aanwezig kunnen zijn niet verenigbaar met de bestemming ‘eigen bewoning’. Het gaat om bedrijfsmatige activiteiten die niet passen bij het karakter van een particuliere verzekering. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kunnen de praktijkruimte en de activiteiten die daarin plaatsvonden niet op één lijn worden gesteld met een kantoor aan huis waarin administratieve- of advieswerkzaamheden worden verricht.
3.13.
Het voorgaande betekent dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Er was een bestemmingswijziging die niet tijdig aan Delta Lloyd is doorgegeven. De dekking is daardoor komen te vervallen. De gewijzigde bestemming was niet verenigbaar met de particuliere verzekeringen. Voldoende aannemelijk is geworden dat Delta Lloyd om die reden de verzekeringen niet tegen dezelfde voorwaarden, al dan niet tegen een hogere premie, zou hebben voortgezet. Grief IV in principaal hoger beroep slaagt. Het overige dat partijen in het kader van deze grief hebben aangevoerd, zoals het gebruik van de sauna en de oorzaak van de brand, behoeft niet besproken te worden, omdat op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden Delta Lloyd reeds een beroep kan doen op het ontbreken van dekking.
3.14.
Het slagen van grief IV betekent dat grief V (ten aanzien van het subsidiaire verweer van Delta Lloyd) en de grieven VI tot en met VIII (ten aanzien van de gevorderde verzekeringsuitkering) buiten bespreking kunnen blijven.
3.15.
Delta Lloyd heeft in eerste aanleg in reconventie een vordering ingesteld tot vergoeding van de door haar gemaakte onderzoekskosten, bestaande uit interne onderzoeks- en behandelingskosten, nader op te maken bij staat. Zij grondt deze vordering op artikel 7:941 lid 3, althans stelt Delta Lloyd zij dat zij ‘overeenkomstig de polisvoorwaarden’, met een verwijzing naar artikel 6:96 BW, deze kosten van [geïntimeerde] kan vorderen.
3.16.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg terecht aangevoerd dat artikel 7:941 BW in dit geval niet van toepassing is. Deze bepaling ziet op een te late melding van een schadevoorval en de medewerkings- en inlichtingenplicht nadat schade is ontstaan, en niet op het vervallen van dekking als gevolg van een bestemmingswijziging. Verder voert [geïntimeerde] terecht aan dat Delta Lloyd niet duidelijk maakt op grond van welke polisvoorwaarden zij is gerechtigd schadevergoeding van [geïntimeerde] te vorderen in verband met de gemaakte onderzoekskosten. Bij gebreke van een voldoende onderbouwde grondslag voor de vordering dient deze te worden afgewezen. Grief X faalt in dit verband.
3.17.
Partijen hebben bewijs aangeboden, maar de bewijsaanbiedingen hebben geen betrekking op feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst van deze zaak dienen te leiden. De bewijsaanbiedingen worden daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.
3.18.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep. [geïntimeerde] zal tevens worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie. Grief IX in principaal hoger beroep, die ziet op de proceskostenveroordeling in conventie, slaagt daarmee. Het vonnis waarvan beroep zal voor zover gewezen in reconventie worden bekrachtigd. De restitutievordering van Delta Lloyd zal als verder niet weersproken worden toegewezen.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover dat in conventie in het dictum onder 5.1 tot en met 5.5 is gewezen,
en opnieuw rechtdoende:
wijst af de vorderingen van [geïntimeerde] ;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover tussen partijen in reconventie gewezen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding, in eerste aanleg aan de zijde van Delta Lloyd in conventie begroot op € 3.715,00 aan verschotten en € 8.027,50 voor salaris en in hoger beroep tot op heden begroot op € 5.237,84 aan verschotten, € 13.740,00 voor salaris in principaal hoger beroep, € 6.870,00 voor salaris in incidenteel hoger beroep en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Delta Lloyd van hetgeen hij ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep van Delta Lloyd heeft ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van algehele terugbetaling;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, J.W. Hoekzema en A.W.H. Vink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.