Het hof begrijpt het standpunt van de man in hoger beroep aldus dat de kinderrechter de bijzondere curator ten onrechte heeft ontslagen van haar taken, aangezien deze -vanwege gebrek aan medewerking door de vrouw- nog niet waren afgerond. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, is het volgende gebleken. De vrouw heeft op 5 juni 2013 – een paar dagen nadat [de minderjarige] zijn brief aan de kinderrechter stuurde - € 31.000,- overgemaakt van de internetspaarrekening van [de minderjarige] bij de Rabobank (met rekeningnummer [1] ) naar een bankrekening op haar eigen naam. Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard dat zij, vooruitlopend op de beslissing om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen, wilde bewerkstelligen dat de man niet langer kon beschikken over het spaargeld van [de minderjarige] en hij niet langer toegang tot - en inzicht in (het verloop van) de spaarrekening van [de minderjarige] had.
Vanaf een andere bankrekening op haar naam heeft de vrouw vervolgens op 6 juni 2013 een bedrag van € 28.000,- overgemaakt naar een spaarrekening bij de ABN-AMRO Bank ten name van [de minderjarige] (met rekeningnummer [2] ). De resterende € 3.000,- is volgens de vrouw en [de minderjarige] aangewend voor het verblijf van [de minderjarige] op een Summer school in het Verenigd Koninkrijk in de zomer van 2013.
Blijkens een afschrift van 14 november 2014 van een jongerenprivérekening van de SNS Bank (met rekeningnummer [3] ) bedroeg het saldo van die bankrekening, die blijkens een kopie van de bijbehorende betaalpas op naam van [de minderjarige] staat, per die datum € 31.000,-. Tijdens het kindgesprek met [de minderjarige] heeft hij verklaard dat zijn spaargeld nog steeds op een bankrekening op zijn naam staat en dat het saldo thans € 33.000,- bedraagt. Hij heeft voorts verklaard dat hij het beheer van zijn spaargeld volledig overlaat en toevertrouwt aan zijn moeder.
Met de kinderrechter is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken dat het spaargeld van [de minderjarige] , dat op 5 juni 2013 van zijn spaarrekening is afgehaald, thans op een bankrekening op zijn naam staat. Dit blijkt voldoende uit de door de vrouw in het geding gebrachte financiële stukken, en is ook door [de minderjarige] bevestigd in het kindgesprek. Derhalve acht het hof het niet noodzakelijk dat de vrouw, naast de door haar reeds in het geding gebrachte stukken, ook het verloop van de verschillende bankrekeningen inzichtelijk maakt.
Naar het oordeel van het hof heeft de kinderrechter de bijzondere curator terecht en op goede gronden van haar taken ontslagen, nu onder voornoemde omstandigheden niet (langer) kan worden geoordeeld dat sprake is van een belangenstrijd tussen [de minderjarige] en de vrouw, hetgeen op grond van artikel 1:250 BW een voorwaarde is voor het benoemen van een bijzondere curator en er ook voor nadere werkzaamheden door de curator geen aanleiding meer bestond. Voor een herbenoeming ziet het hof, gezien het voorgaande, evenmin grond. Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve bekrachtigen.
Gelet op dit oordeel komt het hof aan de bespreking van het verzoek van de man om een andere bijzondere curator te benoemen met opdracht om de taken uit te breiden, alsmede aan de verweren van de vrouw dienaangaande, niet toe.
Aangezien over het spaargeld van [Y] een andere procedure tussen de man en de vrouw loopt, laat het hof de stellingen van partijen dienaangaande in de onderhavige procedure reeds daarom buiten beschouwing, nog daargelaten de vraag of die stellingen in het kader van de onderhavige procedure in hoger beroep relevant zijn.