Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de kinderrechter in Amsterdam, waarin zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn biologische dochter, [de minderjarige], werd afgewezen. De man heeft op 15 januari 2015 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 15 oktober 2014. De vrouw, die het gezag over [de minderjarige] uitoefent, heeft de biologische vader niet erkend. De Raad voor de Kinderbescherming is ingeschakeld om onderzoek te doen naar de relatie tussen de man en [de minderjarige]. Uit het raadsrapport blijkt dat de man in het verleden contact heeft gehad met [de minderjarige], maar dat dit contact in 2013 is verbroken. De vrouw heeft [de minderjarige] inmiddels naar Ghana gebracht, waar zij naar school gaat. Het hof heeft vastgesteld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek, maar oordeelt dat het toewijzen van het verzoek in strijd is met de belangen van [de minderjarige], gezien haar verblijf in het buitenland en de onduidelijkheid over haar terugkeer naar Nederland. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de man af.