ECLI:NL:GHAMS:2016:2831
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht over gerechtsdeurwaarder
In deze zaak heeft klaagster op 28 april 2016 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 1 maart 2016, waarin haar klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De kamer had eerder op 10 november 2015 de klacht van klaagster ongegrond verklaard. Klaagster stelde in hoger beroep dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet doorbroken moest worden, omdat er fundamentele rechtsbeginselen zouden zijn veronachtzaamd. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze uitzondering zich in deze zaak niet voordoet. Klaagster was niet verschenen op de zitting, terwijl de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde wel aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van klaagster, waaronder de vermeende onjuistheid van de rechtsopvatting van de kamer en het motiveringsgebrek van de beslissing, niet overtuigend genoeg bevonden om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken. Het hof concludeert dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.