ECLI:NL:GHAMS:2016:2775

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
200.183.563/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris en de ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch. Klager, die een klacht had ingediend tegen de notaris, was het niet eens met de eerdere beslissing van de kamer die zijn klacht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Klager had op 12 januari 2016 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, maar het hof oordeelde dat er geen rechtsmiddel openstond tegen de beslissing van de kamer, zoals bepaald in artikel 99 van de Wet op het notarisambt (Wna). Het hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die erop wijzen dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Hierdoor verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van hoger beroep in het notarisrecht en de beperkte mogelijkheden voor klagers om tegen beslissingen van de kamer in beroep te gaan.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.183.563/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2015/49
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 juli 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 12 januari 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 16 december 2015.
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 4 augustus 2015, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) als kennelijk ongegrond is afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
Op 1 februari 2016 heeft het hof van klager een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ontvangen.
1.4.
De notaris heeft op 25 februari 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 juni 2016. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Ontvankelijkheid
3.1.
Klager heeft op 1 juli 2015 bij de kamer een klacht ingediend tegen de notaris. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 4 augustus 2015 de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen die beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. De kamer heeft bij beslissing van 16 december 2015 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
In het algemeen staat – op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) – tegen een beslissing van de kamer op een klacht het rechtsmiddel van hoger beroep bij dit hof open. Artikel 99 Wna bepaalt echter in de leden 5, 9 en 13 – verkort weergegeven en voor zover hier van belang – dat (i) de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen, (ii) tegen een dergelijke beslissing van de voorzitter verzet kan worden gedaan bij de kamer en (iii) tegen de beslissing van de kamer dat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is, geen rechtsmiddel openstaat. Uit genoemde leden van artikel 99 Wna volgt derhalve dat er geen rechtsmiddel, zoals hoger beroep, tegen de bestreden beslissing open staat.
Dit is slechts anders indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden, zijn evenwel gesteld noch gebleken. Het enkele feit dat klager de bestreden beslissing inhoudelijk onjuist acht, is daartoe niet voldoende. Dit brengt mee dat klager in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen.
3.3.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en G. Kleykamp - van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016 door de rolraadsheer.