ECLI:NL:GHAMS:2016:2771

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
200.173.499/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer inzake klacht tegen notarissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. Klager, een oud-notaris, had op 23 april 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 16 april 2015, waarin zijn verzet tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer ongegrond was verklaard. De voorzitter had klager in zijn klacht tegen de oud-notaris kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht tegen de notaris kennelijk ongegrond. De notarissen, geïntimeerden in deze zaak, hebben geen verweerschrift ingediend en zijn niet verschenen op de zitting van 9 juni 2016.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de kamer, zoals bepaald in artikel 99 van de Wet op het notarisambt. Klager stelde dat zijn fundamentele rechtsbeginselen, zoals het beginsel van hoor- en wederhoor, waren geschonden omdat hij niet was gehoord. Het hof oordeelde echter dat klager niet had verzocht om te worden gehoord, waardoor er geen sprake was van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Het hof concludeerde dat klager niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep en verklaarde dit in zijn beslissing.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.173.499/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/124
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 juli 2016
inzake
[naam],
verblijvend te [plaats],
appellant,
tegen
1. mr. [naam],
oud-notaris te [plaats],
2. mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 23 april 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 16 april 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:16).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 30 januari 2015, waarbij klager in zijn klacht tegen de oud-notaris kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard en de klacht van klager tegen de notaris kennelijk ongegrond is verklaard, ongegrond verklaard.
1.3.
Geïntimeerden (hierna tezamen: de notarissen) hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 juni 2016. Klager en de notarissen zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Klager heeft op 21 september 2014 bij de kamer een klacht ingediend tegen de notarissen. De voorzitter van de kamer heeft op 30 januari 2015 een beslissing gegeven. Klager is in zijn klacht tegen de oud-notaris kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klager tegen de notaris is kennelijk ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft klager verzet ingesteld bij de kamer. De kamer heeft bij beslissing van 16 april 2015 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
In het algemeen staat – op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) – tegen een beslissing van de kamer op een klacht het rechtsmiddel van hoger beroep bij dit hof open. Artikel 99 Wna bepaalt echter in de leden 5, 9 en 13 – verkort weergegeven en voor zover hier van belang – dat (i) de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen, (ii) tegen een dergelijke beslissing van de voorzitter verzet kan worden gedaan bij de kamer en (iii) tegen de beslissing van de kamer dat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is, geen rechtsmiddel openstaat. Uit genoemde leden van artikel 99 Wna volgt derhalve dat er geen rechtsmiddel, zoals hoger beroep, tegen de bestreden beslissing open staat. Dit is slechts anders indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Volgens klager is sprake van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor, omdat de kamer hem niet op het verzet gehoord heeft. Volgens de beslissing heeft de kamer het horen van klager achterwege gelaten, omdat klager de kamer niet heeft verzocht om daartoe in de gelegenheid te worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 99 lid 12 Wna. Op grond van genoemd artikel kan de kamer, indien zij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na de klager die daarom vroeg in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. Nu uit de stukken niet blijkt dat klager de kamer verzocht heeft om hem te horen, is het niet horen van klager niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, zoals onder 3.2. bedoeld. Het hof zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dit brengt mee dat klager in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 16 april 2015.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en G. Kleykamp-Van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016 door de rolraadsheer.