ECLI:NL:GHAMS:2016:2745

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-000559-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 6 oktober 2015. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor het niet opvolgen van een bevel van een ambtenaar van politie op 2 mei 2014 in de gemeente Velsen. De tenlastelegging betrof het aanwezig zijn in een samenscholing op een openbare plaats, waarbij de verdachte niet voldeed aan een bevel om zich te verwijderen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden, omdat er geen bevel was gegeven, maar enkel een vordering. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de vordering van de verbalisant in feite een bevel was dat in het belang van de openbare orde moest worden opgevolgd. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de overtreding van artikel 2:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen. De eerdere veroordeling door de kantonrechter tot een geldboete van €370, subsidiair 7 dagen jeugddetentie, werd vernietigd. Het hof legde een geldboete op van €150,00 en 3 dagen jeugddetentie, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals het eerdere strafblad van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000559-16
Datum uitspraak: 26 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord Holland, locatie Haarlem, van 6 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-210672-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2014 in de gemeente Velsen, op een openbare plaats, te weten Kennemerplein te IJmuiden, bij enig voorval waardoor er dreigden te ontstaan en/of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstonden of dreigden te ontstaan, aanwezig was en/of zich heeft bevonden in een samenscholing, niet heeft voldaan aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie, om zijn weg te vervolgen en/of zich in de door voornoemde ambtenaar aangewezen richting te verwijderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking verweer van de raadsvrouw

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezenverklaard, omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte is bevolen weg te gaan, maar hem dat enkel is gevorderd. Als premisse voor dit standpunt heeft de raadsvrouw aangenomen dat er een verschil is tussen een vordering en een bevel, waarvoor zij steun heeft gevonden in de wet, aangezien onder meer artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht dit onderscheid kennelijk maakt. In het artikel wordt immers gesproken van het “niet voldoen aan een bevel of een vordering”.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld zij dat een bevel in de zin van artikel 2:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen een opdracht inhoudt waaraan gevolg moet worden gegeven, in het belang van de openbare orde.
Verbalisant [verbalisant] heeft op 2 mei 2014 geconstateerd dat de sfeer op de kermis te IJmuiden zeer gespannen was. Een confrontatie tussen twee groepen was ophanden. De verdachte maakte onderdeel uit van één van die groepen en bleef de andere groep verbaal uitdagen. Vervolgens heeft [verbalisant] de verdachte meermalen gevorderd het kermisterrein te verlaten om verdere escalatie en dreigende wanordelijkheden te voorkomen. In het onderhavige geval kan het woord vordering dus niet anders worden verstaan dan als een opdracht aan de verdachte zich van het kermisterrein te verwijderen – gedaan in het belang van de openbare orde – waaraan de verdachte niet heeft voldaan.
De verwijzing van de raadsvrouw naar het schijnbare onderscheid dat in de wettekst van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht wordt gemaakt, miskent het volgende. In het oorspronkelijke ontwerp van de wettekst was alleen de vordering opgenomen. Later is het bevel ingevoegd om buiten twijfel te stellen dat ook een bevel hieronder valt, nu een bevel kan worden gezien als een type vordering. Bovendien kunnen in het kader van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht ook aanwijzingen een bevel of vordering in de zin van dat artikel opleveren, wat erop duidt dat ook mildere taaluitingen onder de twee begrippen kunnen vallen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2014 in de gemeente Velsen, op een openbare plaats, te weten Kennemerplein te IJmuiden, bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden dreigden te ontstaan, aanwezig was en zich heeft bevonden in een samenscholing en niet heeft voldaan aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie om zijn weg te vervolgen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 2:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 370, subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 75, subsidiair 1 dag jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair aan haar pleidooi tot vrijspraak op het standpunt gesteld dat, gelet op het tijdsverloop en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een schuldigverklaring zonder strafoplegging passend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet opvolgen van een bevel van een ambtenaar van de politie door geen gehoor te geven aan een vordering van verbalisant om zich te verwijderen van het kermisterrein in IJmuiden. Door deze opstelling van de verdachte heeft hij de openbare orde in gevaar gebracht en is de politieambtenaar onnodig belemmerd in de handhaving daarvan. Dit getuigt bovendien van weinig respect voor het openbaar gezag. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2016 is hij eerder voor een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in verdachtes nadeel.
Het hof houdt rekening met het tijdsverloop en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, maar acht, gelet op het voorgaande een schuldigverklaring zonder strafoplegging niet passend. Het hof zal een geldboete van na te melden hoogte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g en 77l van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2:1 en 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.A.M. de Wit en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 mei 2016.
[........]
.