ECLI:NL:GHAMS:2016:2743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-000696-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op 16 juli 1997 op Curaçao, was beschuldigd van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging betrof een incident op 1 mei 2015 in Den Helder, waar de verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag en een telefoon van het slachtoffer heeft weggenomen, vergezeld van geweld en bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door getuigenverklaringen en de erkenning van de verdachte dat hij bekend was bij het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en 30 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden voor toezicht en begeleiding door de reclassering. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000696-16
Datum uitspraak: 26 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-247591-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag 1] 1997,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 mei 2015 in de gemeente Den Helder op de openbare weg de Koningstraat en/of de Draaikolk, althans op een of meer openbare weg(en),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van € 10,- en/of een luidspreker en/of een (Samsung S4) telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 10,- en/of een luidspreker en/of een (Samsung S4) telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s)
* [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Je moet nog 20 euro betalen aan [medeverdachte]" en/of "Je hebt tot zondag de tijd" en/of "Wat heb je bij je?" en/of "Laat je zakken zien", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking en/of
* (onverhoeds) naar de broekzak (waarin zich een/die telefoon bevond) van [slachtoffer 1] heeft/hebben gegrepen en/of (daarbij) dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Je bent je telefoon kwijt zolang er niet betaald is", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking en/of
* (onverhoeds ) een portemonnee uit de hand(en) van [slachtoffer 1] heeft/hebben gegrist/gegrepen en/of
* (nadat hij, verdachte, en/of een mededader een briefje van € 10,- uit die portemonnee heeft/hebben gepakt) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Die is nu van mij", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking en/of
* [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend en/of dwingend heeft/hebben toegevoegd de woorden: "Moet ik je hier op straat klappen geven of zo?", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking verweer van de raadsman

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de persoon is geweest die betrokken was bij het incident.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De aangever kent de verdachte en heeft met hem op de [school](school) gezeten. Dit is door de verdachte bevestigd ter terechtzitting in hoger beroep. Ook heeft de verdachte erkend dat hij soms [bijnaam verdachte] wordt genoemd. Het hof is derhalve van oordeel dat er geen twijfel bestaat over de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit en dat deze betrokkenheid genoegzaam blijkt uit de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2015 in de gemeente Den Helder op een of meer openbare wegen,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van € 10,- en een Samsung S4 telefoon,
toebehorende aan [slachtoffer 1],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
* onverhoeds naar de broekzak, waarin zich die telefoon bevond, van [slachtoffer 1] heeft gegrepen en
* onverhoeds een portemonnee uit de handen van [slachtoffer 1] heeft gegrepen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en zoals hieronder opgenomen.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015107573-1 van 1 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [ambtenaar 1] [doorgenummerde dossierpagina’s 7 – 9].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 mei 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op vrijdag 01 mei 2015, omstreeks 12:00 uur, liep ik door de Koningstraat in Den Helder. Ik was samen met [slachtoffer 2] [getuige], [naam 2] en [naam 3], zijn achternaam weet ik niet.
Wij liepen met z'n drieën in de Koningstraat. Op een gegeven moment, ter hoogte van kapsalon [kapsalon], kwamen wij [verdachte] tegen. Ik weet de achternaam niet van [verdachte]. Ik kan hem wel omschrijven.
Omschrijving [verdachte]:
-Jongen
-180cm lang, even lang als dat ik ben denk ik.
-Zwart haar, kort
-Donkere huidskleur
-Oorbellen
-Rode bodywarmer
-Blauwe spijkerbroek
-Nike sportschoenen
Ik zag dat [verdachte] samen met [medeverdachte] en een, voor mij onbekende jongen, door de Koningstraat liepen. Ik ken [verdachte] omdat hij bij mij op school heeft gezeten, de [school].
[medeverdachte] ken ik alleen van zijn naam en ik weet hoe hij eruit ziet maar verder niet.
Ik kan de onbekende jongen wel voor u omschrijven:
-Zwarte bodywarmwer
-Zwart haar, kort afrostyle
-Donkere huidskleur
-Spijkerbroek
[medeverdachte] benaderde [slachtoffer 2]. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen dat hij nog geld moest hebben van [slachtoffer 2], voor de wiet. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] twintig euro moest betalen aan [medeverdachte]. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen dat hij tot zondag de tijd had om dit te betalen maar [verdachte] begon zich er mee te bemoeien. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij niet wilde wachten tot zondag maar dat het nu meteen betaald moest worden.
Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij geen geld bij zich had. Ik hoorde [verdachte] toen vragen aan [slachtoffer 2]: "Wat heb je bij je?"
Ineens greep [verdachte] naar mijn broekzak (…) Ik voelde dat [verdachte] mijn telefoon uit mijn broekzak haalde.
We zijn toen met z'n vieren: [slachtoffer 2], [verdachte], een onbekende jongen en ik, naar het huis van [slachtoffer 2] zijn vader gelopen.
Toen wij ongeveer bij het bruggetje de Draaikolk waren wilde ik mijn Ajax-portemonnee, vanuit mijn rechter jaszak, in mijn rechter kontzak van mijn broek stoppen. Die onbekende jongen zag dit en hij greep de portemonnee uit mijn handen. Ik zag dat hij mijn portemonnee opende. Ik hoorde hem zeggen: "Staat er iets op je OV-chipkaart?" Hier staat niets op dus dit vertelde ik hem. Hij zag toen dat er een briefje van tien euro in zat. Ik zag dat hij deze uit mijn middenvakje van mijn portemonnee haalde. Ik zag dat hij dit briefje van tien euro in zijn linkerbroekzak stopte. Ik hoorde de jongen zeggen: "Die is nu van mij".
Ik was bang dat hij met de schroevendraaier ofzo mij later zou aanvallen. Ik ga niet in mijn eentje tegen hun twee. Ik denk dat [verdachte] sterk is.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-2015107573-4 van 26 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [ambtenaar 2] [doorgenummerde dossierpagina’s 16 – 20].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juli 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 2]:
V: [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn telefoon dat wat kun jij daarover vertellen?
A: Nou ik was in de stad met [slachtoffer 1], [naam 3], [naam 5] en volgens mij [naam 6] ook.
V: Weet je wat voor telefoon [slachtoffer 1] had?
A: Ja, volgens mij een Samsung S4 kleur zwart.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In de Stad, om de hoek van de Vomar in Den Helder centrum.
V: Wat is er precies gebeurd?
A: Toen wij daar waren kwamen er twee jongens aan. Ik ken hun namen niet echt. Die ene heet [bijnaam verdachte] of zo.
V: Zegt de naam [verdachte] je iets?
A: Ja, volgens mij was dat er een. Ik hoor vaak [bijnaam verdachte]. Het is een donkere jongen.
V: Ken jij [medeverdachte] ?
A: Ja hij was die andere jongen die samen met die [verdachte] aan kwam lopen. [medeverdachte] is een blanke jongen.
V: Wat gebeurde er verder?
A: Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen mij zei: "Ik moet dat 10 euro wel vandaag of morgen hebben". Ineens bemoeide die [verdachte] zich ermee en die zei tegen mij: "No, no, deze man gaat vandaag betalen en nu is het 20 euro". Ik hoorde [medeverdachte] hierop zeggen: "Nee man je hoeft je er niet mee te bemoeien het is al geregeld". [medeverdachte] had haast en is toen weggegaan.
[verdachte] zei toen: "Nee zo werkt het niet, laat me je zakken zien". Ik zei tegen die [verdachte] nee je mag mijn zakken helemaal niet zien. Toen zag en hoorde ik dat [verdachte] aan de anderen ook vroeg om hun zakken te laten zien. [naam 5] heeft toen wel zijn telefoon uit zijn zak gehaald en laten zien. Ik zag dat [verdachte] die telefoon wilde hebben. Ik hoorde [naam 5] zeggen: "Nee, deze is van mij die krijg je niet". Toen hoorde ik [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zeggen: "Laat je zakken zien". Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn telefoon uit zijn broekzak pakte en liet zien. Ik zag dat [verdachte] die telefoon direct uit de handen van [slachtoffer 1] pakte.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Toen zijn we naar het huis van mijn vader gelopen.
V: Wie gingen er allemaal mee?
A: Ik, samen met [slachtoffer 1] en die [verdachte] met die jongen waarvan ik denk dat hij [naam 7] heet.
V: Dan komen jullie bij je vader aan wat gebeurd er dan?
A: Mijn vader was niet thuis en toen zei die [verdachte] tegen ons: "Jullie appen maar als je het geld hebt dan regelen we dat met die spullen."
[slachtoffer 1] moest [verdachte] via Facebook een bericht sturen dat ik betaald had en dan kon hij zijn spullen terug krijgen.
V: Je hebt het over spullen maar hij had toch alleen zijn telefoon?
A: Dat tientje was van hem gejat.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Toen wij onderweg waren naar mijn vader vroeg die [naam 7] aan [slachtoffer 1] of hij een portemonnee bij zich had. [slachtoffer 1] zei eerst nee maar ik hoorde die [naam 7] zegen: "Jawel, je hebt hem wel". (…) Ik zag dat die [naam 7] in die portemonnee keek en er 10 euro uit haalde.
V: Kun je de jongen die je [naam 7] hebt genoemd omschrijven?
A: Negroïde uiterlijk. Niet zo groot, kleiner dan die [verdachte]. Ik schat zijn lengte rond de 1 meter 70. Hij heeft een getinte huidskleur, geen gezicht beharing. Hij was gekleed in een bodywarmer maar verder weet ik het niet meer. Ik heb geen littekens of tatoeages gezien.
V: Kun je [verdachte] omschrijven.
A: Negroïde uiterlijk echt donkere huidskleur, kort haar. Lengte tussen de 1 meter 80 en de 1 meter 85 lang. Geen gezicht beharing. Over zijn kleding kan ik niets zeggen dat weet ik niet meer.
V: Heeft [slachtoffer 1] al wat terug?
A: Nee volgens mij niks.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2015107573-6 van 21 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [ambtenaar 2] [doorgenummerde dossierpagina 11].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
In het onderzoek naar de gekwalificeerde diefstal van een telefoon pleegdatum 1 mei 2015 onder proces-verbaal nummer 2015107573 heb ik diverse getuigen gehoord. Uit deze getuigenverklaringen kwam er geen volledige personalia van de verdachten naar voren.
Wel bleek uit de diverse verklaringen dat de hoofddader een persoon was met een negroïde uiterlijk die de naam [verdachte] zou hebben en tevens "[bijnaam verdachte]" genoemd zou worden. Verder blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] dat bij deze [verdachte] nog ene [naam 7] was die eveneens als verdachte aangemerkt kan worden. Deze [naam 7] betreft ook een negroïde persoon gekleed in een zwarte bodywarmer.
Aangezien de verklaringen geen volledige personalia voor een verdachte heb ik de voornoemde namen ingevoerd in een zoekstring in het bedrijfsprocessen systeem van de politie.
Als resultaat bij deze zoekslag werd een mutatie getoond waaruit blijkt dat eerder in Den Helder een [verdachte] gehoord is in proces 2014195357 waarin hij in zijn verklaring op de vraag of hij een bijnaam heeft zelf zegt: "Ja, [bijnaam verdachte]".
Verder onderzoek in het bedrijfsprocessen systeem met de Zoekstring [naam 7], Den Helder en bodywarmer werd een mutatie getoond van maandag 15 juni 2015 onder nummer 2015144518, waarin een [naam 7] in combinatie met [verdachte] genoemd wordt. In deze mutatie staat tevens dat [naam 7] verklaard dat hij dezelfde opleiding gaat doen als [verdachte].
Gezien bovenstaande kan in de gekwalificeerde diefstalzaak als verdachte worden aangemerkt:
Verdachte 1:
[verdachte] (man) , geboren op 16 juli 1997 te Curaçao in de Nederlandse Antillen, burgerservicenummer [nummer 1], nationaliteit Nederlandse, [adres 2], telefoonnummer [nummer 2].
Verdachte 2:
[naam 7], [naam 7] (man), geboren op [geboortedag 2] 1999 te [geboorteplaats 2], burgerservicenummer [nummer 3], nationaliteit Nederlandse, [adres 3], telefoonnummer [nummer 4].
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik word door verschillende mensen [bijnaam verdachte] genoemd. Vooral door mijn vrienden.
U houdt mij voor dat de aangever mij van de school de [school] kent. Ik heb vroeger op de [school] gezeten.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 30 dagen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding van de reclassering, en een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
De raadsman heeft aangegeven dat, indien het tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit zou komen, de door de advocaat-generaal gevorderde straf redelijk en passend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld door een telefoon en een portemonnee uit handen van de aangever te trekken. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangever. Daarnaast dragen feiten als het onderhavige, die in het openbaar worden gepleegd, bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, te meer nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen. Het hof is van oordeel dat de eis van de advocaat-generaal geen recht doet aan de ernst van deze feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2016 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77a, 77aa, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2015 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de jeugddetentie wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende jeugddetentie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar en zich daar blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Noord-Holland van 9 oktober 2015, parketnummer 15-176461-14, te weten van 2 (twee) weken jeugddetentie te vervangen door:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. mr. A.M. Kengen, mr. J.A.M. de Wit en P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 mei 2016.
[......]
.