ECLI:NL:GHAMS:2016:2742

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-004383-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte wegens rijden met ongeldig rijbewijs en gebrek aan kennis over ongeldigverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het rijden met een ongeldig rijbewijs op 14 november 2014. De tenlastelegging stelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar het hof oordeelde anders. De verdachte had een groot deel van 2014 in detentie doorgebracht, en de brief waarin de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs werd medegedeeld, was naar een adres gestuurd waar hij niet meer ingeschreven stond. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de brief niet was geretourneerd, niet voldoende was om aan te nemen dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring. De verdachte was niet op de hoogte van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op het moment van zijn staandehouding, en daarom werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004383-15
Datum uitspraak: 12 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96‑115928-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 maart 2016, 12 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 november 2014 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Burgemeester de Vlugtlaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard op het moment van zijn staandehouding op 14 november 2014 te Amsterdam.
Uit de stukken is naar voren gekomen dat de verdachte een groot deel van 2014 gedetineerd heeft gezeten, ook op en rondom 25 april 2014. De brief met de mededeling van de ongeldigverklaring van het rijbewijs is op voornoemde datum opgemaakt en opgestuurd naar de [adres 2] te Amsterdam, het adres waar de verdachte tot 11 februari 2014 ingeschreven heeft gestaan. Het enkele gegeven dat deze brief aangetekend, dan wel per gewone post naar voormeld adres is verstuurd en niet geretourneerd is, maakt nog niet dat de verdachte bekend is geworden of bekend had moeten zijn geworden met de inhoud daarvan. Dat de verdachte wel op de hoogte was van de hem op 23 januari 2014 opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) maakt dit niet anders. Uit het opleggen van de EMG in januari volgt immers niet onvermijdelijk de latere ongeldigverklaring van het rijbewijs, noch de wetenschap van zo’n ongeldigverklaring bij de verdachte. De beslissing tot ongeldigverklaring van het rijbewijs is immers op 25 april 2014 pas gevolgd.
De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.A.M. de Wit en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 mei 2016.