Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Beslissing
nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 maart 2014. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennep. Het openbaar ministerie had gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 51.384,53 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 102.769,06. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van € 22.717,82, maar het openbaar ministerie en de veroordeelde gingen in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 3 en 17 februari 2015, 30 november 2015 en 13 januari 2016, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. De advocaat-generaal stelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor eerdere oogsten, maar de raadsman betwistte dit en voerde aan dat er geen wederrechtelijk verkregen voordeel was genoten.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor het bestaan van eerdere oogsten die tot wederrechtelijk voordeel hebben geleid. De aanwijzingen die door de advocaat-generaal werden aangedragen, zoals kalkaanslag en stof op filters, waren niet overtuigend genoeg. Het hof heeft daarom de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd. De beslissing van het hof is dat de veroordeelde niet verplicht is tot betaling van het gevorderde bedrag aan de Staat.