ECLI:NL:GHAMS:2016:2723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-001691-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplegen van diefstal; onvoldoende bewijs voor bestuurderschap van verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de rechtbank. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen van 26 oktober 2015 en 26 februari 2016, en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De tenlastelegging betrof het medeplegen van diefstal van een sloep en bijbehorende goederen. De verdachte werd beschuldigd van het faciliteren van de diefstal door de medeverdachte naar de plaats van het delict te vervoeren.

De rechtbank had de verdachte vrijgesproken, en het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof oordeelde dat de beschrijving van de bestuurder van de auto door de melder te vaag was om te concluderen dat de verdachte de bestuurder was. De verdachte had verklaard dat zij de auto soms uitleende, wat de mogelijkheid openliet dat een ander de auto bestuurde. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte de auto bestuurde op de nacht van de diefstal. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001691-14
Datum uitspraak: 11 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-676660-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (O) op [geboortedag] 1991,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2015 en 26 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1. primair:
zij op of omstreeks 4 juli 2012 te Lisserbroek en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een sloep (merk Makma, type vlet, rompnummer [nummer] , genaamd [naam 1] ) en/of een motor (merk Yanmar), inhoudende een koelbox en/of een of meer lijn(en) en/of kussen(s) en/of peddel(s) en/of slot(en) en/of een anker en/of een pikhaak en/of een alarmtoeter en/of een jerrycan en/of een (messing) naamplaatje, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft weggenomen
waarbij zij, verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot voornoemde sloep heeft/hebben verschaft en/of voornoemde weg te nemen sloep en/of een of meer goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het doorknippen en/of forceren en/of kapot maken van een of meer slot(en) op/aan voornoemd(e) sloep;
1.
subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer (al dan niet tot op heden onbekend gebleven) mededader(s) op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 4 juli 2012 te Lisserbroek en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een sloep (merk Makma, type vlet, rompnummer [nummer] , genaamd [naam 1] ) en/of een motor (merk Yanmar), inhoudende een koelbox en/of een of meer lijn(en) en/of kussen(s) en/of peddel(s) en/of slot(en) en/of een anker en/of een pikhaak en/of een alarmtoeter en/of een jerrycan en/of een (messing) naamplaatje, in elk geval een of meer goed(eren), heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte] en/of een of meer (al dan niet tot op heden onbekend gebleven) mededader(s) en/of aan verdachte,
waarbij voornoemde [medeverdachte] en/of een of meer (al dan niet tot op heden onbekend gebleven) mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten het forceren en/of het verbreken en/of kapot maken van een of meer slot(en) van voornoemde sloep,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemde [medeverdachte] en/of een of meer (al dan niet tot op heden onbekend gebleven) mededader(s) naar de plaats van voornoemd delict te vervoeren en/of brengen en/of op/bij de plaats van voornoemde delict af te zetten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek van de door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd en een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Het hof acht de beschrijving door de melder [naam 2] van de bestuurder van de auto (een vrouw met blond opgestoken haar) te weinig specifiek om te oordelen dat dit uitsluitend de verdachte kan zijn geweest. Ook het feit dat de verdachte eigenaar is van de auto leidt er niet toe dat het buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 4 juli 2012 de auto bestuurde. De verdachte heeft immers verklaard dat zij de auto wel eens uitleende en dat de medeverdachte zonder haar toestemming over de auto kon beschikken. Het hof acht daarom niet wettig bewezen dat de verdachte in de bewuste nacht bestuurster was van het voertuig. De verdachte moet derhalve van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. L.C. Winkel, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2016.
[.......]
.