ECLI:NL:GHAMS:2016:2722

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-002313-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake handelen in strijd met de Wet wapens en munitie op een luchtvaartterrein

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Singapore in 1989, was beschuldigd van het in bezit hebben van een katapult op of omstreeks 6 februari 2015 op Schiphol, een luchthaven die is aangewezen krachtens de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 320, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dezelfde straf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. De verdediging stelde dat de katapult een speelgoedwapen was en derhalve onder de uitzonderingen van de Wet wapens en munitie viel. Het hof verwierp dit verweer, verwijzend naar een proces-verbaal waarin werd vastgesteld dat de katapult in staat was om ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken. Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de geringe ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof concludeerde dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk was veroordeeld, wat in zijn voordeel werd gewogen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002313-15
Datum uitspraak: 11 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-033225-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Singapore) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aan boord van een luchtvaartuig of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vierde lid Wet wapens en munitie, één of meer wapens van categorie I, onder 6, te weten een katapult, heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking verweer

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat de katapult die de verdachte voorhanden heeft gehad een speelgoedwapen betreft en derhalve valt onder de uitzonderingen van de Wet wapens en munitie.
Dit verweer vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Het dossier bevat een proces-verbaal waarin de bevindingen van het onderzoek van het wapen zijn neergelegd en waarin de verbalisant tot de conclusie komt dat de katapult een voorwerp is in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 6 van de Wet wapens en munitie. De katapult kan, aldus het proces-verbaal, redelijkerwijze in staat worden geacht om ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken. Dat de verdachte de katapult heeft meegebracht als speelgoed voor zijn broertje, maakt dit niet anders. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen is op grond van artikel 13 Wet wapens en munitie verboden.
Voor zover beschrijvingen van het voorwerp in het ter zake opgemaakte proces-verbaal niet juist zouden zijn, doen deze niet af aan de constatering van de verbalisant dat hij bij het vastpakken van de katapult, het vastpakken van het stukje leer waardoor dit dubbelgevouwen wordt en het met grote kracht tot diens maximaal uit te trekken lengte uittrekken, voelde dat het elastiek erg sterk was en hij na het loslaten van het stukje leer zag en voelde hoe het elastiek zich met grote kracht ontspande. De verbalisant komt op grond hiervan tot de conclusie dat indien er zich een projectiel in het dichtgevouwen stukje leer had bevonden dit met grote kracht en gerichtheid het stukje leer had verlaten. Dit projectiel kan dan in staat worden geacht het hiervoor genoemde letsel veroorzaken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vierde lid Wet wapens en munitie, één wapen van categorie I, onder 6, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, op een luchtvaartterrein, als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Overwegingen ten aanzien van de straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 320 subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg door de rechtbank opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 februari 2016 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof in verdachtes voordeel.
In verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zal het hof bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. A.P.M. van Rijn en mr. L.C. Winkel, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2016.
=[.......]
.