In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal en schuldheling van een sloep en bijbehorende goederen. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het zich begeven naar de plaats waar de sloep lag, het op de uitkijk staan, en het verplaatsen van de sloep van Lisserbroek naar Amsterdam. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij op of omstreeks 4 juli 2012, samen met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de sloep had weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal, omdat hij op de uitkijk stond en betrokken was bij de uitvoering van de diefstal. De verdachte heeft ook een gestolen sloep voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf was verkregen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.