9.1.Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 5A ten laste gelegde
Op 29 juli 2014 om 22:20 uur belt de verdachte uit naar [Medeverdachte] (de halfbroer van de verdachte, hierna: [Medeverdachte] ). De verdachte vertelt [Medeverdachte] dat [bijnaam koerier] (het hof begrijpt: Curaçao) morgen graag bij hun langs wil komen en geeft aan dat ze moeten kijken of ze hem kunnen halen (tapgesprek 891, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 10).
Op 30 juli 2014 om 06:39 uur belt de verdachte uit naar [Medeverdachte] . Hij vraagt [Medeverdachte] hoe hij er moet komen. [Medeverdachte] legt de verdachte uit dat hij de lange roltrap naar boven moet nemen. De verdachte stelt voor bij de Burger King af te spreken (tapgesprek 894, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 23).
Op 30 juli 2014 om 07:22 wordt de verdachte gebeld door het Curaçaose telefoonnummer [nummer 1] , toebehorend aan een onbekend gebleven persoon (in het dossier aangeduid als [Oom] ), met de mededeling dat de verdachte laat is, omdat de man al buiten is. De man waarover wordt gesproken is al bij de Burger King. De verdachte zegt tegen [Oom] dat hij al klaar stond voordat het vliegtuig was geland, maar dat de man in dat geval bij zijn broer is, want die heeft hij bij de Burger King laten staan. [Oom] zegt dat hij de verdachte heeft gezegd dat de man een spook is. De verdachte zegt dat er goed op de man gelet moet worden. De beller herhaalt dat de man een spook is en zegt de verdachte naar de man te kijken en het de beller dan te laten weten. De telefoon van de verdachte peilt tijdens dit gesprek uit op de Terminal Schiphol te Haarlemmermeer (tapgesprek 96, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 24).
Het hof merkt op dat de beller de verdachte zijn neef(je) noemt en in latere gesprekken noemt de verdachte de beller oom.
Op 30 juli 2014 om 11:41 uur wordt de verdachte gebeld door een gebruiker van het nummer [nummer 2] . Dit blijkt later een door [Koerier 1] opgegeven nummer te zijn (proces-verbaal van bevindingen, zd1 doorgenummerde dossierpagina’s 72 – 73). De verdachte wordt gevraagd een soep mee te nemen voor de beller. Ze kunnen niet samen (soep gaan eten), want de beller is op de kamer en kan niet lopen (tapgesprek 99, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 67).
Op 30 juli 2014 om 18:52 uur wordt de verdachte wederom gebeld door de onbekend gebleven persoon, [Oom] . De beller vraagt de verdachte hoe het [neef/vriend] (neef/vriend) gaat. De verdachte zegt dat hij ( [neef/vriend] ) het goed maakt. [neef/vriend] was mentaal even kapot en begon te huilen, maar hij is wat opgeknapt toen de verdachte is gekomen. De verdachte zegt dat hij morgen met hem gaat wandelen en hij gaat straks langs om te kijken wat hij wil eten. De verdachte hoopt dat hij morgen klaar is, zodat ze zien “wat wat is” en dan kan hij beginnen te attenderen/regelen. [Oom] vraagt of [neef/vriend] wel heeft gedingest en of hij is begonnen. De verdachte zegt: “alleen maar vijf, weet je, vijf maar, hij kon niets doen, hij kon niet eten, hij kon niets doen, ook niet drinken, niets.” De verdachte legt uit dat hij bij hem langs is gegaan en dat hij begon met twee ijsjes te eten, twee broodjes. Ook heeft de verdachte soep meegenomen voor [neef/vriend] (tapgesprek 102, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 26).
Op 30 juli 2014 om 21:29 uur wordt de verdachte gebeld met het nummer [nummer 3] , toebehorend aan het [hotel] Hotel. Nadat de verdachte opneemt zegt de persoon aan de andere kant van de lijn: “Geef me een rum, wat is wat. [bijnaam koerier] .”
Kennelijk geeft de beller (in het dossier aangeduid als NNMan 1129) na zijn cryptische openingszin aan dat de verdachte met [bijnaam koerier] (het hof begrijpt: [bijnaam koerier] ) spreekt.
De verdachte begroet [bijnaam koerier] en vraagt wat hij heeft gedaan. [bijnaam koerier] zeg dat hij een rondje heeft gelopen tot het Bijlmerpark en naar het huis van de verdachte wilde lopen om te kijken of hij er is. De verdachte zegt dat hij niet thuis is, maar dat hij snel naar [bijnaam koerier] toe zal komen (tapgesprek 104, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 27).
Op 31 juli 2014 om 09:42 uur wordt de verdachte wederom gebeld door [bijnaam koerier] , gebruikmakend van het voornoemde nummer van het [hotel] Hotel, met de boodschap dat de verdachte snel moet komen omdat [bijnaam koerier] hem iets moet vertellen (tapgesprek 179, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 30).
Later die dag om 15:47 wordt de verdachte gebeld vanuit Curaçao door [Oom] . De verdachte vraagt of [Oom] zelf naar dat ding heeft gekeken voordat hij het heeft laten komen, waarop [Oom] dat bevestigt. De verdachte vraagt wat het daarginds aansloeg en krijgt te horen dat het negen aansloeg. De verdachte zegt dat het hier acht aanslaat. De verdachte zegt dat ze het dan misschien meer moeten koken en kijken wat het dan wordt. Hij zegt dat het sowieso weg gaat, de straat is hier “droog droog” dus het moet wel weg gaan. [Oom] zegt dat hij die wel gegooid (heeft) en dat de verdachte het aan zijn vader kan vragen, want hij heeft die bij zijn vader genomen. Ze zijn niet van [Oom] , hij heeft ze één op één uitgenomen.
In dit gesprek geeft de verdachte aan dat “die ene man” wel heeft gefaald en vraagt [Oom] of hij dat heeft gehoord. De verdachte is echt heel boos op hem (die ene man). [Oom] vraagt de verdachte wie hij bedoelt. De verdachte bedoelt [neef/vriend] . De verdachte legt uit dat [neef/vriend] in de ochtend naar buiten is gegaan en dat er schoonmakers in zijn kamer naar binnen zijn gegaan. [neef/vriend] is net op tijd teruggekomen, net toen die vrouw (het hof begrijpt: een schoonmaakster) de kamer uit ging. De verdachte vertelt dat [neef/vriend] weer naar binnen is gegaan met die vrouw en dat zij [neef/vriend] heeft uitgelegd dat zij “wat en wat en wat” heeft gezien. [neef/vriend] heeft de vrouw een ding gegeven en zo is het gebleven. [neef/vriend] kan niet stilzitten en wil overal heen gaan. Dat brengt problemen. De verdachte uit herhaaldelijk zijn boosheid en vertelt hoe hij [neef/vriend] heeft uitgelegd dat hij de verdachte de volgende keer niet moet bellen om hem daar te laten komen, maar dat zij waar dan ook moeten ontmoeten, omdat hij hem zo in problemen wil zetten. [Oom] wil weten of [neef/vriend] klaar is, waarop de verdachte zegt dat hij denkt dat [neef/vriend] er nog zes moet (tapgesprek 110, ZD1 doorgenummerde dossierpagina’s 31 en 32).
Kort na voorgaand gesprek wordt de verdachte op 31 juli 2014 om 16:24 uur nogmaals gebeld door [Oom] . Laatstgenoemde geeft aan dat zijn beltegoed zonet op was, “daarom”, en dat hij nu weer beltegoed heeft. Hij zegt tegen de verdachte dat hij hem met die man moet laten pingen als hij bij hem (langs) gaat. De verdachte vertelt dat zijn broer ook is gaan kijken, maar dat hij hem heeft uitgelegd de man naar buiten te laten komen. Ook heeft de verdachte de man uitgelegd dat hij daar eigenlijk niet meer moet blijven, maar naar een andere plaats moet gaan en dan zijn geld terug krijgt. De verdachte heeft hem gezegd: “broer maak je je druk om 200 euro.” De verdachte begrijpt hem niet. [Oom] zegt dat hij weg had moeten gaan van “daar”. De verdachte beaamt dat, maar zegt dat hij niks kan doen. De man heeft de verdachte verteld dat hij het goed heeft geregeld en die mensen hebben niets aangeraakt, ze hebben niets meegekomen en ze kunnen niet zeggen wat het was (tapgesprek 111, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 33).
Op 1 augustus 2014 om 12:56 uur wordt de verdachte gebeld door [bijnaam koerier] (NNMan 1129), gebruikmakend van het telefoonnummer van het [hotel] Hotel. [bijnaam koerier] gaat uit het hotel weg en loopt naar de verdachte toe, hij is er over een half uur à drie kwartier. Hij loopt rustig en komt naar de verdachte toe. De verdachte vraagt [bijnaam koerier] of hij problemen heeft, waarop [bijnaam koerier] antwoordt dat hij er drie uit heeft gehaald, en er nog drie moet, die hij er zelf uit haalt (tapgesprek 114, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 34).
Naar aanleiding van onder meer de hiervoor weergegeven telefoongesprekken is er onderzoek gedaan naar de verblijfplaats van [bijnaam koerier] . Op 1 augustus 2014 wordt omstreeks 15:02 uur een man in de tuin gezien van het [adres 1] te Amsterdam, het adres van de verdachte. Het signalement van voornoemde man is als volgt omschreven: een getint uiterlijk, ongeveer 30 jaar oud, normaal postuur, krullend haar tot in de nek, gekleed in een rood shirt en een donkere broek. Hij is bij de observatie gefotografeerd en vergeleken met personen op de gevorderde beveiligingsbeelden van het [hotel] Hotel van 1 augustus 2014 tussen 12:30 uur en 13:30 uur. Van de beveiligingsbeelden zijn een aantal screenshots gemaakt. Op de beveiligingsbeelden komt op minuut 40:10 een persoon in beeld met sterke fysiologische gelijkenissen, een rood shirt en krullend haar tot in de nek (proces-verbaal van bevindingen, ZD1 doorgenummerde dossierpagina’s 57 – 59).
Na vergelijking van de gastenlijst van het [hotel] Hotel met de vluchtlijst van vlucht KL785 (Curaçao – Schiphol, geland op 30 juli 2014 rond 06:30 uur) blijkt er één enkele overeenkomst te zijn op de twee lijsten, te weten: [Koerier 1] . Hierop zijn bij de KLM de passagiersgegevens van voornoemde [Koerier 1] gevorderd. Uit deze gegevens blijkt dat het ticket is geboekt via Does travel-services-cadushi, dat [Koerier 1] de naam [bijnaam koerier] [Koerier 1] heeft opgegeven en dat hij het nummer [nummer 2] heeft doorgegeven (geschriften, ZD1 doorgenummerde dossierpagina’s 63 – 65; proces-verbaal van bevindingen, ZD1 doorgenummerde dossierpagina’s 72 – 73). [Koerier 1] heeft van 30 juli 2014 tot en met
2 augustus 2013 in kamer 018 van het [hotel] Hotel verbleven (geschrift, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 73).
Uit de administratie van het [hotel] Hotel blijkt dat de hotelkamer waarin [Koerier 1] heeft verbleven op 31 juli 2014 schoon is gemaakt door een schoonmaakster genaamd [schoonmaakster] , die op 18 december 2014 is gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat zij van 6 maart 2014 tot 25 augustus 2014 als schoonmaakster heeft gewerkt in het [hotel] Hotel te Amsterdam. In die periode is zij één keer met een hotelgast terug de kamer in gegaan en heeft zij een hele vieze badkamer gezien, met daarin heel veel poep. Het stonk heel erg en in die poep zaten zwarte bolletjes, misschien drugs. De hotelgast heeft tegen [schoonmaakster] gezegd dat zij het aan niemand moest zeggen. Hij heeft haar geld willen geven, dat zij in eerste instantie niet heeft willen aannemen, maar uiteindelijk heeft hij haar “iets van 220 euro ofzo” gegeven, ze weet het niet precies (proces-verbaal verhoor van getuige, ZD1 doorgenummerde dossierpagina 79).