ECLI:NL:GHAMS:2016:2713

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
23-000074-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 24 december 2014. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte, geboren in 1991. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 10 september 2015 en 28 juni 2016. Tijdens de behandeling op 28 juni 2016 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat de grieven tegen het vonnis niet worden gehandhaafd en dat er geen belang meer is bij de voortzetting van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. Het hof heeft deze beslissing genomen op basis van het feit dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien de behandeling al was aangevangen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

parketnummer: 23-000074-15
datum uitspraak: 28 juni 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 24 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-740768-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
10 september 2015 en 28 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in het ingestelde hoger beroep en van hetgeen door de raadsvrouw, die zich heeft aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep

Tegen het vonnis van de rechtbank Noord Holland, waarbij de verdachte van het ten laste gelegde is vrijgesproken, is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld. De zaak is vervolgens in hoger beroep aan de orde geweest op de terechtzitting van 10 september 2015. Het onderzoek ter terechtzitting is toen geschorst.
De advocaat-generaal heeft blijkens de akte rechtsmiddel van 25 mei 2016 het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep willen intrekken. Nu de behandeling van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep reeds voor die datum was aangevangen, was intrekking echter niet meer mogelijk. Gelet op de toelichting van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 juni 2016, inhoudende, voor zover van belang, dat de grieven tegen bovengenoemd vonnis niet worden gehandhaafd, begrijpt het hof dat de advocaat-generaal geen belang meer hecht aan voortzetting van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2016.