ECLI:NL:GHAMS:2016:2695
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wettelijke handelsrente en vertragingsrente in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen Aan de Amstel Accountants B.V. en Immo Onderhoud B.V. Aan de Amstel, de appellante in principaal beroep, vorderde betaling van vier facturen voor accountantswerkzaamheden, met een totaalbedrag van € 20.471,19, inclusief wettelijke handelsrente. De kantonrechter had in een eerder vonnis de vordering gedeeltelijk toegewezen, maar de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente vastgesteld op 1 mei 2014. Aan de Amstel ging in hoger beroep tegen deze beslissing, terwijl Immo in incidenteel beroep ging tegen de toewijzing van de wettelijke handelsrente.
Het hof heeft de grieven van Immo in incidenteel beroep verworpen en geoordeeld dat de kantonrechter de wettelijke handelsrente terecht had toegewezen, maar dat de ingangsdatum van deze rente niet correct was. Het hof oordeelde dat de wettelijke handelsrente over de facturen van 4 augustus 2008 en 22 oktober 2010 met terugwerkende kracht moest worden toegewezen, respectievelijk vanaf 4 september 2008 en 22 november 2010. Het hof vernietigde het bestreden vonnis voor zover het de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente betrof en veroordeelde Immo tot betaling van de wettelijke handelsrente over de genoemde bedragen met ingang van de eerder genoemde data.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in algemene voorwaarden met betrekking tot de toepasselijkheid van wettelijke rente en handelsrente, en bevestigt dat de rechter de vrijheid heeft om de procedure te leiden, inclusief het al dan niet toestaan van pleidooien. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan Aan de Amstel, die in het gelijk werd gesteld.