Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
De moeder functioneert op een zeer laag begaafd intelligentieniveau (totaal IQ 66 volgens onderzoek uit september 2015). Zij is in 2007 en 2008 met een Inbewaringstelling opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis en is in 2008 gediagnosticeerd met schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Zij leefde destijds in een sociaal isolement en kreeg in 2009 opvoedondersteuning van Odion, gericht op structuur, planning, rust en overzicht in financiële zaken. Nadat de vader met [kind b] de echtelijke woning had verlaten in juli 2013, is Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam betrokken geraakt bij de moeder. Die betrokkenheid richtte zich met name op het opstarten van een bezoekregeling tussen de moeder en [kind b] en op de relatieproblematiek van de ouders. Omdat het de ouders niet lukte samen afspraken te maken, kwam een bezoekregeling niet van de grond. Vanaf augustus 2013 is ook Dijk en Duin, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, betrokken geweest bij de moeder. Omdat de moeder consequent geen hulpvraag had, was deze hulp slechts gericht op het bieden van structuur en ondersteuning. Sinds januari 2014 heeft Odion (opnieuw) opvoedondersteuning geboden aan de moeder. Daarnaast was de GI betrokken vanwege de ondertoezichtstelling van [kind c] en [kind b] . Op 23 februari 2015 heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, omdat zij niet meewerkte aan de begeleide omgangsregeling met [kind c] en [kind b] en evenmin aan de hulp die was ingezet in de thuissituatie. Ook na de zitting van de kinderrechter op 11 augustus 2015 is psychologische hulp aan de moeder niet van de grond gekomen, omdat de moeder nog altijd geen hulpvraag had. Daarnaast heeft de moeder geweigerd hervatting van de hulp van Odion te accepteren.
De moeder is daarnaast verwikkeld geraakt in een (juridische) strijd met de vader met betrekking tot het verblijf van [kind b] bij de vader en is, mede door haar heftige emoties rondom het door haar ervaren verlies van [kind b] , onvoldoende emotioneel beschikbaar voor [kind a] . De moeder kan door haar persoonlijke problematiek onvoldoende aansluiten bij de (emotionele) ontwikkeling van [kind a] . Daarbij komt dat de moeder haar zorgpunten niet erkent en tot voor kort geen hulpverlening wilde accepteren. Hoewel zij zich inmiddels heeft aangemeld bij Perspectief, is deze ontwikkeling nog pril en is nog niet duidelijk in hoeverre zij van deze hulpverlening kan profiteren. Het hof overweegt hierbij dat de omstandigheden van de moeder sinds de beschikking van dit hof van 24 mei 2016 (nog) niet wezenlijk veranderd zijn.
Gelet op dit alles acht het hof de moeder onvoldoende in staat om [kind a] de stabiele en veilige opvoedomgeving die zij nodig heeft, te bieden. Het werken aan een terugplaatsing van [kind a] bij de moeder, zoals zij wenst, is thans dan ook niet aan de orde.
Gebleken is dat de vader aan [kind b] sinds oktober 2013 een stabiele en veilige opvoedomgeving biedt en dat ook de plaatsing van [kind a] bij de vader tot nu toe goed verloopt. Sinds de bestreden beschikking is het contact tussen de vader en [kind a] eerst geïntensiveerd en hoewel de daarop gevolgde plaatsing bij de vader een grote overgang voor [kind a] moet zijn geweest, functioneert zij tot nu toe goed.
Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat het in het belang van [kind a] is dat zij uit huis wordt geplaatst bij de vader. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de vader hulp zal gaan ontvangen van het door de GI ingeschakelde Wijkteam en dat de ontwikkeling van [kind a] ook door de gezinsmanager nauwkeurig gemonitord wordt. Daarbij komt dat ook in het algemeen het verblijf van een kind binnen het familienetwerk de voorkeur geniet boven het verblijf in een pleeggezin, hetgeen des te meer geldt in de onderhavige situatie van [kind a] , die in een crisispleeggezin was geplaatst waar zij niet veel langer meer had kunnen verblijven.
Het hof merkt voorts nog op dat het in het belang van [kind a] is dat de GI oog heeft voor de slechte verstandhouding tussen de ouders en zich inzet voor de verbetering daarvan. Daaraan zullen ook de ouders moeten (mee)werken, om te voorkomen dat [kind a] schade oploopt.