In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2016. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van bedreiging van zijn ex-vriendin met een vuurwapen, alsook van het bezit van een vuurwapen, munitie, cocaïne en MDMA-tabletten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd in hoger beroep.
Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had zijn ex-vriendin bedreigd door haar een vuurwapen te tonen, terwijl hij onder invloed van alcohol en drugs haar woning was binnengedrongen. Dit leidde tot een gevaarlijke situatie en angst bij de betrokkenen. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vuurwapenbezit. Gezien de ernst van de feiten heeft het hof een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 116 uren. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf is ook gehonoreerd, maar omgezet in een taakstraf.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en de wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof.