ECLI:NL:GHAMS:2016:2611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
23-000510-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en oplegging van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2016. De verdachte, geboren in Marokko in 1976 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 3 oktober 2015 waarbij de verdachte een tas met inhoud heeft weggenomen van slachtoffer 1, en de tweede op 9 september 2015 waarbij hij een telefoon heeft gestolen van slachtoffer 2. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, omdat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de diefstal van de tas, waarbij geweld is gebruikt tegen slachtoffer 1. Het hof oordeelde dat de verdachte de tas uit de handen van het slachtoffer heeft gerukt, wat als geweld werd gekwalificeerd. De rechtbank had eerder een ISD-maatregel opgelegd voor twee jaar, welke het hof in stand heeft gehouden. Het hof overwoog dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de problematiek van de verdachte, die op verschillende leefgebieden problemen ondervindt.

Uitspraak

parketnummer: 23-000510-16
datum uitspraak: 17 juni 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684504-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 3 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Geldersekade, in elk geval op of aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde tas uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gerukt en/of getrokken;
2:
hij op of omstreeks 9 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op het Spui, in elk geval op of aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Iphone 6+), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte - na de telefoon uit de achterzak van die [slachtoffer 2] te hebben weggenomen - die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of een of meer stuk(ken) glas in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gegooid en/of geworpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de verdachte vrij zal spreken van het onder 2 ten laste gelegde.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, nu de signalementen die de aangever en de getuige van de dader hebben opgegeven onderling verschillen en niet of onvoldoende overeenkomen met dat van de verdachte. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

Gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – voor zover nog van belang – bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de dader van de straatroof voor de aangeefster een minuut uit zicht is geweest. Toen zij de hoek om kwam stond de groep Poolse mannen om de verdachte heen. De kleding van de verdachte komt niet geheel overeen met die van de dader. Het opgegeven signalement is niet erg specifiek. Daarnaast is niet al het ontvreemde geld bij de verdachte aangetroffen.
Het hof overweegt als volgt.
Op 3 oktober 2015 heeft een man het tasje uit de handen van [slachtoffer 1] getrokken en is weggerend. [slachtoffer 1] geeft het volgende signalement: de man had zwart donker haar, was vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, een normaal postuur, droeg een groene Woolrich jas en een blauwe spijkerbroek. [slachtoffer 1] en een groep Poolse mannen zijn achter hem aangerend. [slachtoffer 1] is de man een minuut uit het oog verloren. De Poolse mannen haalden [slachtoffer 1] op een gegeven moment in. Toen [slachtoffer 1] een zijstraat in rende zag zij op de hoek de Poolse mannen bij een taxi staan, waar zij de man die eerder het tasje uit haar handen had getrokken in elkaar sloegen.
Volgens de taxichauffeur sprong de man ineens in zijn auto en zei “naar Oost, snel!”. Vervolgens kwamen de Poolse mannen die hem uit de auto trokken en in elkaar sloegen. Bij de man is geld teruggevonden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard bij een taxi door een groep mannen te zijn mishandeld.
Een verbalisant heeft de camerabeelden van de diefstal bekeken en relateert over het signalement van de dader dat hij een donker gekleurde dikke gewatteerde jas met bontkraag en een donker gekleurde spijkerbroek droeg. De dader had een opvallende kale plek aan de bovenzijde van zijn hoofd. Bij aanhouding van de verdachte zag de verbalisant dat de verdachte een soortgelijke kalende plek op de bovenzijde van zijn hoofd heeft.
Gelet op de achtervolging van de dader waarbij deze slechts een minuut uit zicht is geweest van aangeefster, de verklaring van aangeefster dat de Poolse mannen de man die haar tasje had gepakt sloegen, de verklaring van de verdachte dat hij bij een taxi is mishandeld, het signalement van de dader dat met name wat betreft de kalende plek op de bovenzijde van het hoofd overeenkomt met dat van de verdachte, dat een deel van het gestolen geld bij de verdachte is aangetroffen en dat de taxichauffeur heeft verklaard dat de verdachte plotseling in zijn auto sprong en snel naar Oost wilde, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de dader is geweest van de diefstal. Dat niet al het weggenomen geld bij hem is aangetroffen, maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 oktober 2015 te Amsterdam, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas uit de handen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gerukt.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat ISD een ultimum remedium moet zijn en dat is hier nog niet het geval. De verdachte kan terug naar het Leger des Heils en heeft een dagbesteding. Hij aanvaardt begeleiding en zal dit zo nodig zelf zoeken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een tas. Toen het slachtoffer hem om sigaretten vroeg en hem daarvoor wilde betalen, heeft hij haar tas uit haar handen gerukt en is weggerend. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van berovingen nog geruime tijd de gevolgen daarvan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, kunnen ondervinden. Naast de gevolgen voor de slachtoffers, doen dit soort berovingen op de openbare weg ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen.
Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Inforsa van 1 december 2015 en de aanvulling daarop van 1 juni 2016. Kort gezegd komt het erop neer dat de verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft. Woontrajecten verliepen in het verleden moeizaam wegens gedragsproblemen. Toezicht verliep wisselend, omdat de verdachte afspraken niet altijd nakwam en recidiveerde. De verdachte heeft vaardigheidstrainingen afgerond, maar de intake voor Cognitieve Vaardigheden Plus heeft niet plaatsgevonden wegens recidive. Er is sprake geweest van drank- en harddrugsgebruik. Hoe het daar nu mee is blijft onduidelijk. De verdachte zegt zelf dat zijn middelengebruik niet problematisch meer is. Uit intelligentieonderzoek afgenomen in oktober 2014 komt een totale IQ score van 66 naar voren, wat functioneren op een licht verstandelijk beperkt (lvb) niveau betekent. Kenmerken horend bij gedrag op lvb-niveau zijn onder andere sociaal zeer kwetsbaar zijn, verkeerde keuzes maken, steeds opnieuw de zelfde fouten maken en het zichzelf overschatten. De verwachting is dat de verdachte blijvende ondersteuning nodig zal zijn. Tot op heden is het hem onvoldoende of niet gelukt zijn leven op orde te houden.
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor oplegging van de ISD-maatregel stelt. Het hof acht immers bewezen dat de verdachte zich in de onderhavige zaak heeft schuldig gemaakt aan diefstal, een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 mei 2016 vijf jaar voorafgaand aan 3 oktober 2015 driemaal eerder wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld, welke straffen, al dan niet na een bevel tot tenuitvoerlegging gevolgd op een eerdere voorwaardelijke oplegging, ten uitvoer zijn gelegd. Tot slot neemt het hof uit het reclasseringsrapport van 24 mei 2016 over dat het recidiverisico als ‘hoog’ wordt ingeschat.
Het hof stelt voorop dat volgens de bewoordingen van het tweede lid van artikel 38m Sr de oplegging van de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive door de verdachte. Nu de verdachte ondanks eerdere veroordelingen is blijven recidiveren, en zijn recidiverisico als hoog wordt ingeschat, brengt de eerstgenoemde doelstelling van de ISD-maatregel reeds mee dat de verdachte voor oplegging ervan in aanmerking komt. Hoewel de verdachte zelf meent dat hij het kader van een ISD niet nodig heeft, blijkt uit het verleden dat hij toch recidiveert als er alleen reclasseringstoezicht is.
Het hof acht, alles afwegende, een maatregel van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38p, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Jurk 5056946
1
STK Panty Kl. Groen 5056947.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. M.M. van der Nat en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A.M.R. Karsemeijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juni 2016.
M. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]