Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
Drie maanden na verkoop is het pand aan een derde verhuurd met een huurprijs van € 115.000 per jaar. Verweerder hanteert in het taxatierapport ten aanzien van dit object de volgende getallen:
3.Geschil in hoger beroep
4.4. Beoordeling van het geschil
€ 1.330.000 en een overeengekomen huur van € 115.000) en de in het rapport van [A] genoemde huurwaarde van € 151.100. Deze waarde van € 1.740.000 ligt weliswaar lager dan de door verweerder getaxeerde waarde, maar hoger dan de vastgestelde WOZ-waarde, zodat vorenstaande niet leidt tot een verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
€ 1.740.000 kan worden berekend, kan de slotsom geen andere zijn dan dat aannemelijk is geworden dat de heffingsambtenaar de waarde bij de in het geding zijnde beschikking niet te hoog heeft vastgesteld. Het beroep en het hoger beroep zijn in zoverre ongegrond. Het Hof komt niet toe aan een beoordeling van de wederzijdse berekeningen van de gecorrigeerde vervangingswaarde van het pand.
5.Kosten
6.Beslissing
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van een kostenvergoeding van € 1.984 aan belanghebbende,en
bij de rechtbank) en € 497 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 815, te vergoeden.