ECLI:NL:GHAMS:2016:2516

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
23-001428-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van rechtspersoon voor niet tijdig openbaar maken van jaarrekening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een rechtspersoon die ervan beschuldigd werd de jaarrekening van het boekjaar 2011 niet tijdig openbaar te hebben gemaakt, zoals voorgeschreven in artikel 394 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De tenlastelegging stelde dat de jaarrekening niet uiterlijk binnen dertien maanden na afloop van het boekjaar was neergelegd bij de Kamer van Koophandel. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 juni 2016 heeft de gemachtigde van de verdachte verklaard dat de jaarrekening per post naar de Kamer van Koophandel is verzonden, samen met de jaarrekening van een aandeelhouder. Het hof oordeelde dat de verklaring van de gemachtigde voldoende aannemelijk was, vooral omdat de jaarrekening van de aandeelhouder wel openbaar was gemaakt. Het hof merkte op dat er geen navraag was gedaan door de Belastingdienst of het Openbaar Ministerie bij de Kamer van Koophandel over de ontvangst van de jaarrekening.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de jaarrekening niet was neergelegd. De beslissing van het hof benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de communicatie met de Kamer van Koophandel en de rol van de autoriteiten in het verifiëren van dergelijke claims.

Uitspraak

parketnummer: 23-001428-15
datum uitspraak: 28 juni 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 82-069940-14 tegen
[bedrijf 1],
gevestigd te [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland, (als rechtspersoon) niet uiterlijk binnen dertien maanden na afloop van het boekjaar 2011, op de in artikel 394 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven wijze de jaarrekening van dat boekjaar openbaar heeft gemaakt, aangezien op of omstreeks 20 januari 2014, voormelde jaarrekening(en) nog niet openbaar was/waren gemaakt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar, ten kantore van het handelsregister dat gehouden wordt door de Kamer van Koophandel en Fabrieken die overeenkomstig artikel 18, zesde en zevende lid, van de Handelsregisterwet 2007 bevoegd is tot inschrijving.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het openbaar maken door nederlegging van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel werd, voordat dit digitaal kon, in de praktijk gedaan door toezending per post naar de Kamer van Koophandel. De gemachtigde van de verdachte, de heer [gemachtigde], heeft verklaard dat de jaarrekening van het boekjaar 2011 naar de Kamer van Koophandel per post is toegezonden, in één enveloppe met de jaarrekening 2011 van [bedrijf 2]., aandeelhouder van de verdachte. Nu de jaarrekening van [bedrijf 2]. wel openbaar is gemaakt bij de Kamer van Koophandel, de jaarrekeningen van de jaren vóór 2011 van de verdachte blijkens de verklaring van eerdergenoemde [gemachtigde] ook altijd per post werden verzonden en dit nooit tot problemen heeft geleid, acht het hof de verklaring van de gemachtigde van de verdachte dat hij de jaarrekening 2011 van de verdachte ook per post heeft toegezonden aan de Kamer van Koophandel voldoende aannemelijk gemaakt. De gemachtigde heeft direct nadat werd geconstateerd dat de jaarrekening 2011 niet openbaar was gemaakt, navraag bij de Kamer van Koophandel gedaan, doch heeft nimmer antwoord gekregen. Bij deze stand van zaken had van de Belastingdienst dan wel het Openbaar Ministerie verlangd mogen worden bij de Kamer van Koophandel navraag te doen of voornoemde jaarrekening van de verdachte binnen was gekomen bij de Kamer van Koophandel, dan wel of de toegezonden jaarrekening aldaar in het ongerede kan zijn geraakt nu twee jaarrekeningen in één enveloppe zijn gedaan en één daarvan wellicht als kopie van de jaarrekening van [bedrijf 2]. is aangemerkt. Nu geen navraag is gedaan kan naar het oordeel van het hof niet bewezen worden dat de verdachte de jaarrekening 2011 niet heeft nedergelegd bij de Kamer van Koophandel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.M.C.C. Tubbing, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2016.
mr. A.M.C.C. Tubbing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]