Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
“5.1 De woning dient als woonruimte voor huurder en degene(n) met wie hij/zij een huishouden heeft. De huurder is verplicht de woning zelf te bewonen en tot zijn/haar hoofdverblijf te maken en te houden. (…)5.4 Het is de huurder niet toegestaan (een deel van) de woning onder te verhuren of in gebruik te geven, tenzij Ymere daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Bij onderverhuur/ingebruikgeving zonder schriftelijke toestemming, is de huurder een boete verschuldigd waarvan de hoogte vermeld staat in de Tarievenlijst (bijlage bij de huurovereenkomst). Deze boete is ook verschuldigd als Ymere toestemming heeft gegeven voor een deel van de woning, maar de huurder de gehele woning heeft onderverhuurd/ingebruikgegeven. Op de huurder rust de bewijslast dat hij /zij onafgebroken hoofdverblijf in de woning heeft behouden.(…)”b. Naar aanleiding van een melding van Bureau Zoeklicht van oktober 2009 met betrekking tot het gebruik van de woning, hebben medewerkers van Ymere diverse huisbezoeken aan de woning gebracht maar daar nooit iemand aangetroffen.
d. Naar aanleiding van dit huisbezoek heeft Ymere [appellante] uitgenodigd om op haar kantoor te verschijnen. Tijdens dat gesprek heeft [appellante] verklaard dat zij een vriend heeft die in Weesp woont, maar dat zij vanwege traumatische gebeurtenissen in het verleden niet met hem durft te gaan samen wonen. Verder heeft zij verklaard dat de woning werd geschilderd waardoor zij geen persoonlijke spullen zou hebben achtergelaten. De medewerkers van Ymere hebben [appellante] een laatste kans willen geven en hebben haar daartoe op 11 augustus 2010 een verklaring laten ondertekenen, waarin, voor zover van belang, staat vermeld:
“(…) Ik heb mijn woning aan de [adres 1] , de afgelopen tijd niet als hoofdverblijf gebruikt. Ik had geen geld en heb meubels en witgoed geleend van mijn vriendin [A] . Zij heeft nu een eigen woning en ongeveer 2 maanden geleden de spullen meegenomen. Sindsdien verbleef ik bij mijn partner [B] in Weesp. Hij heeft een eigen woning met grote tuin. Ik ben bezig met de SVB om geld te krijgen om een nieuwe inboedel te kopen. Eerlijk gezegd kan het mij door drama’s in mijn verleden tot nu niet zo veel schelen hoe ik leefde. Ik ben nu wel bezig mijn leven op te pakken.Ongeveer een maand geleden stond mijn familielid [C] ineens op de stoep. Ik had hem wel uitgenodigd maar niet verwacht dat hij zou komen. Ik kon hem moeilijk naar een hotel sturen, hij heeft ook geen geld. Hij heeft gezegd dat hij me wil helpen schilderen. Daarom hebben we vorige week al mijn kleren en boeken uit de woning gehaald. (…) De spullen liggen nu bij mijn vriend.Het is mij bekend dat ik mijn hoofdverblijf in mijn huurwoning moet hebben. Ook weet ik dat ik mijn woning zonder toestemming van de verhuurder niet in gebruik mag geven aan anderen.
f. Op 19 augustus 2014 hebben medewerkers van Ymere weer een bezoek aan de woning gebracht, waarbij een man van circa 25/30 jaar werd aangetroffen. Hij heeft zich niet willen legitimeren en niet willen zeggen hoe hij heet. Tegenover de medewerkers van Ymere heeft de man verklaard familie van [appellante] te zijn en in de woning te verblijven omdat hij een baan zoekt. Zodra hij een baan heeft gevonden zal hij zich op het adres van de woning inschrijven.
g. Naar aanleiding van een huisbezoek van Ymere aan de woning op 7 mei 2015, waarbij wel werd gehoord dat iemand in de woning aanwezig was maar de deur niet werd opengedaan, stuurde Ymere [appellante] diezelfde dag een uitnodiging om op 18 mei 2015 op kantoor van Ymere te verschijnen. Op 11 mei 2015 heeft [appellante] Ymere telefonisch laten weten dat zij in Belgrado zat en pas op 20 mei 2015 terug zou komen, waarna de afspraak is verzet naar 21 mei 2015. Tijdens dat gesprek heeft [appellante] verklaard dat zij van 20 april 2015 tot en met 20 mei 2015 in Belgrado is geweest en dat tijdens haar afwezigheid een jongeman op de woning heeft gepast in verband met de post en het verzorgen van de kat. Verder zei [appellante] het nog steeds niet aan te durven om met haar vriend in Weesp te gaan samenwonen. Hierop hebben de medewerkers van Ymere [appellante] nog eenmaal een kans gegeven om te bewijzen zich als goed huurder te gedragen en haar gewezen op de bepalingen uit de huurovereenkomst en de afspraken zoals vastgelegd in de laatstekansverklaring.
h. Op 5 augustus 2015 heeft Ymere weer een melding ontvangen met betrekking tot de door [appellante] gehuurde woning, inhoudende dat er al maanden een Hongaars meisje en een Egyptische jongen in de woning verblijven. In het najaar van 2015 hebben medewerkers van Ymere meerdere huisbezoeken aan de woning gebracht maar er werd steeds niet open gedaan.
i. Op 1 februari 2016 hebben medewerkers van Ymere nogmaals een huisbezoek aan de woning gebracht. De medewerkers van Ymere hebben gehoord dat er mensen in de woning aanwezig waren, gezien dat er naar hen werd gekeken door het kijkgaatje in de toegangsdeur maar, ook na herhaald aankloppen, is niet opengedaan. Tijdens het wachten hebben de medewerkers gesproken met de bovenburen, van [adres 2] , die – voor zover van belang – de volgende verklaring hebben afgelegd:
“ Sinds april 2010 wonen wij op de [adres 2] . In die tijd hebben wij niet veel contact gehad met bewoners van [adres 1] . Het viel wel op dat daar wat verloop in zat, zonder dat we verhuizingen hebben meegekregen. Eerst leek dat een vrouw te zijn met een pools of russisch accent. Haar hebben we nauwelijks gezien, (…). Daarna i.i.g. nog een sympathieke kerel van circa 30 jaar die onze kinderen enkele malen pakjes sap heeft gegeven. En een waarschijnlijk Oost-Europees koppel met een klein hondje. Van de inmiddels overleden buurvrouw van [huisnummer] hebben we circa een jaar geleden vernomen dat [adres 1] door de eigenlijke huurster al jaren doorverhuurd werd, terwijl ze zelf in een andere stad woont. Die vrouw hebben we vermoedelijk nooit gezien. De huidige bewoners hebben we slechts enkele keren kort gezien. Het is een koppel met een jong zoontje (circa 2 jaar) dat we regelmatig horen huilen. We hebben ze niet meer horen zeggen dan een vluchtig “Hallo” (…). De ouders leken redelijk jong, 25-30 jaar? en licht getint. (…)”j. Bij brief van 1 februari 2016 heeft Ymere [appellante] gesommeerd de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen tegen 31 maart 2016.
k. Bij brief van 23 februari 2016 heeft de raadsvrouw van Ymere [appellante] nogmaals gesommeerd uiterlijk 2 maart 2016 de huurovereenkomst op te zeggen, bij gebreke waarvan tot ontruiming van de woning zal worden overgegaan. [appellante] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
Het hof is van oordeel dat deze twee verklaringen - tegenover de concrete stellingen van Ymere - te weinig specifiek zijn in tijd en frequentie. Nog los van het feit dat beide buren niet kunnen verklaren over de situatie van respectievelijk vóór april 2015 en april 2014, blijkt uit de verklaringen immers niet wanneer en hoe vaak [appellante] werd gezien, zodat deze verklaringen geen dan wel onvoldoende concrete aanknopingspunten bieden om de kunnen concluderen dat zij daadwerkelijk haar hoofdverblijf in de woning had.
“In het voorjaar/zomer van 2010 viel het u op dat er een jongeman in de woning op nummer [adres 1] woonachtig was. U heeft eenmaal met deze jongeman gesproken, die aan u vertelde dat hij de woning ging verlaten omdat hij de huur veel te hoog vond. Vanaf 2010 heeft u mevrouw [appellante] bijna niet meer gezien. Zoals u liet weten: zij is vaker niet in het trappenhuis dan wel.U weet ook dat in de woning, nog niet zo lang geleden, een jong stel heeft gewoond van ca. 30 jaar met een klein kind. U heeft het kleine kind heel vaak horen huilen. Toen het jonge stel er woonde - dat was in ieder geval eind 2015/begin 2016 - kwam u een keer het trappenhuis in toen er politie op de trap stond voor de woning op nummer [adres 1] . De politieagenten zeiden dat u niet moest schrikken maar dat zij op bezoek gingen in deze woning. U weet niet wat er aan de hand was.