Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
“Notaris [notaris] heeft het testament van [broer][de broer van klaagster]
gepasseerd met medewerking van [buurman] , de buurman van [broer][hierna: [buurman] ]
, zonder daarbij de zwakbegaafde [broer] in bescherming te nemen. Notaris [notaris] had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren.”.
“(..) Toen ik in de communicatie met [broer] een helder en consistent beeld kreeg (wij hebben daarbij ook gebruik gemaakt van zijn apparaatje) in de rust van het moment zelf, kon ik daarmee uit de voeten en heb ik verder onderzoek niet noodzakelijk geacht. (..)”.
4.Standpunt van klaagster
5.Standpunt van de notarissen
ne-bis-in-idem-beginsel. Subsidiair stellen zij dat de klacht van klaagster als ongegrond dient te worden afgewezen. De notarissen betwisten de stelling dat [notaris] in strijd met de waarheid zou hebben gehandeld. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof, die plaatsvond zes jaar na het passeren van het testament van de broer van klaagster, naar eer en geweten en volgens zijn beste herinnering verklaard over de wijze waarop hij heeft gecommuniceerd met de broer van klaagster.
6.Beoordeling
ne-bis-in-idem-beginsel. Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet opnieuw kan worden beoordeeld. Er kan dus niet met succes herhaaldelijk over dezelfde gedraging van een notaris worden geklaagd.
ne-bis-in-idem-beginsel in de weg staat aan het indienen van deze klacht, verworpen. Naar het oordeel van de kamer ziet de klacht namelijk op de uitspraak die [notaris] heeft gedaan tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep in de ‘eerste’ klachtzaak en daarover heeft de kamer nog niet eerder beslist. De kamer heeft klaagster dan ook ontvankelijk verklaard in haar klacht.