ECLI:NL:GHAMS:2016:2290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
200.059.452/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake effectenlease en bewijs van bekendheid met leaseovereenkomsten

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 8 september 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Dexia Bank Nederland N.V. tegen een particuliere cliënt, hier aangeduid als [geïntimeerde]. Het hof heeft zich gebogen over de vraag of Dexia voldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] eerder dan drie jaar voor haar beroep op nietigheid van de leaseovereenkomsten op de hoogte was van het bestaan van deze overeenkomsten. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] en haar echtgenoot, [echtgenoot], consistent en geloofwaardig hebben verklaard over de financiële afspraken binnen hun huwelijk en dat [geïntimeerde] pas in het najaar van 2002, na een operatie, voor het eerst over de leasecontracten heeft gehoord. Dexia heeft niet kunnen aantonen dat [geïntimeerde] eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, en het hof concludeert dat het principaal hoger beroep van Dexia faalt. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het geding in principaal hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.059.452/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 1032876 / DX EXPL 09-168
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 juni 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
tegen:
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 8 september 2015 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt naar dit arrest verwezen.
Bij genoemd arrest is Dexia in de gelegenheid gesteld tot het leveren van bewijs dat [geïntimeerde] eerder dan drie jaren voordat zij bij brief van 10 februari 2003 een beroep op nietigheid van de leaseovereenkomsten I en II heeft gedaan, bekend was met het bestaan van die overeenkomsten.
Ingevolge het tussenarrest heeft Dexia [geïntimeerde] en haar echtgenoot [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ) als getuigen doen horen. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal is bij de gedingstukken gevoegd.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Ten aanzien van het door Dexia te leveren bewijs overweegt het hof als volgt. Dexia heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] van aanvang af weet heeft gehad van de leaseovereenkomsten I en II, althans meer dan drie jaar voor de ontvangst van de vernietigingsverklaring wetenschap heeft verkregen.
2.2
[geïntimeerde] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Ik ben al 41 jaar getrouwd met de heer [echtgenoot] . Ik weet dat hij vroeger wel eens iets op de beurs deed, met aandelen of zo. Ik denk dat dat eind jaren 90 is geweest. Ik weet niet wat hij precies voor beleggingen had. Het kwam wel eens voor dat er een bericht op televisie was over aandelenkoersen en dat hij daar dan iets over zei, maar hij heeft mij nooit details gegeven. Hij zei altijd dat het wel goed zat en hij wilde daar verder niet op ingaan. Hij heeft altijd zijn eigen bankrekening gehad, waarop ik niet gemachtigd was. Ik had een girorekening en daarvan had ik ook een pasje. Van mijn girorekening werden de boodschappen betaald, van zijn bankrekening de vaste lasten zoals gas en licht. (…)De post komt in ons huis binnen op de benedenverdieping, waar ook het kantoortje van mijn man is. De woonkamer is een verdieping hoger. Mijn man hield de post die voor hem bestemd was beneden in het kantoor en nam alleen de gezinspost mee naar boven. Na zijn ongeluk(hof: in 1994)
heb ik een tijdje de post gesorteerd. Toen hij na een jaar of twee weer min of meer hersteld was, ben ik opgehouden met werken en heeft hij de post weer overgenomen. (…)In de herfst van 2002, na een vervelende operatie die ik had ondergaan, heb ik van hem voor het eerst gehoord over de dexiacontracten waarover het nu gaat. Die operatie is in september of oktober 2002 geweest. Ik heb meer operaties ondergaan maar ik weet zeker dat het na deze was omdat deze niet helemaal goed gegaan was. (…)”2.3 [echtgenoot] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“(…) In het huwelijk tussen mijn vrouw en mij is het altijd zo geweest dat ik de financiën deed. Ik verdiende het geld en ik ging ook over de uitgaven. (…) Ik heb twee zakelijke bankrekeningen en een privérekening. Op één van die zakelijke rekeningen is mijn vrouw sinds een jaar of acht gemachtigd. Op de andere rekeningen is zij niet gemachtigd en daarvan heeft zij ook geen pas. Verder heb ik nog een aandelenrekening bij de Rabobank. Daarop is mijn vrouw ook niet gemachtigd. Mijn vrouw heeft zelf al jaren een girorekening, daar ben ik niet op gemachtigd. (…)De betalingen voor de leasecontracten werden gedaan vanaf mijn privébankrekening.
Ik beleg al sinds de tachtiger jaren in aandelen, dat deed ik zelf via de bank, meestal waren dat AEX-aandelen. Mijn vrouw wist in het algemeen dat ik aandelen had, maar ik vertelde haar nooit details. Ik vertelde haar bijvoorbeeld ook niet of ik winst of verlies maakte. Op een gegeven moment ben ik via de media en mijn boekhouder op de hoogte geraakt van de leasecontracten waar het nu over gaat. Ik kreeg de indruk dat die gunstiger waren dan het beleggen in aandelen, vanwege de hefboomwerking. Ik ben via telefonische colportage aan die leasecontracten begonnen. Er is nooit iemand thuis geweest, ik heb natuurlijk wel stukken thuis gekregen om te tekenen. Ik heb mijn vrouw daarover niets verteld. Het was mijn bedoeling dat dit een aanvulling op ons pensioen zou opleveren. Ik had al wat koopsompolissen, maar hiermee zou ik wat eerder met pensioen kunnen.De post kwam in het algemeen binnen, ik sorteerde die en laat in de avond borg ik alles op. De stukken van de leasecontracten borg ik op in een metalen kast in mijn kantoortje. Volgens mij heeft mijn vrouw nooit in de post van die leasecontracten of van de bank gekeken. Ik weet dat niet zeker, maar als ze wel iets gezien had, had ze daar vast wat over gezegd. Ook toen ik dat ongeluk in 1994 had gehad ben ik alle post en betalingen zelf blijven doen, (…)Mijn vrouw heb ik eind 2002 over de leasecontracten verteld. Het ging toen al een tijdje niet goed met die contracten. (…) Ik heb het haar verteld na haar tweede operatie. Ik weet dat het die operatie was, omdat die niet zo goed gegaan was, er waren complicaties. Dat was dus eind 2002. (…)Met mijn vrouw besprak ik financiën eigenlijk niet, ook niet als het ging over grote uitgaven, sparen of pensioen.(…)”
2.4
Het hof is van oordeel dat Dexia niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling. [geïntimeerde] en [echtgenoot] hebben consistent en geloofwaardig verklaard over de wijze waarop de financiën tussen de echtelieden werden geregeld. Dit was geen onderwerp van gesprek tussen beiden en de betalingen voor de leasecontracten werden door [echtgenoot] gedaan vanaf zijn privébankrekening. Ook hebben de beide echtelieden eenduidig verklaard over het moment van wetenschap: in het najaar van 2002, nadat [geïntimeerde] een operatie had ondergaan die niet goed was verlopen. Dexia heeft verder geen feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat haar beroep op verjaring desondanks opgaat.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat het principaal hoger beroep faalt. Aan de voorwaarde voor de behandeling van het incidenteel hoger beroep is niet voldaan, zodat dat buiten behandeling kan blijven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Dexia zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 263,00 aan verschotten en € 3.948,00 voor salaris en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, M.P. van Achterberg en P.F.G.T. Hofmeijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.