In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een kandidaat-notaris, die betrekking heeft op het opstellen van een hypotheekakte. Klager heeft op 25 augustus 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 28 juli 2015 de klacht ongegrond verklaarde. De kandidaat-notaris heeft op 25 september 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 31 maart 2016, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.
De klacht van klager bestaat uit drie onderdelen. Het hof heeft het derde klachtonderdeel gegrond verklaard, dat betrekking heeft op het niet verifiëren door de kandidaat-notaris of het hypotheekrecht daadwerkelijk niet meer zou worden gevestigd. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door niet bij klager te verifiëren na kennisname van een telefoonnotitie waarin werd aangegeven dat de hypotheekakte niet meer nodig was. De maatregel van waarschuwing is opgelegd aan de kandidaat-notaris.
Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdeel iii en legt de maatregel van waarschuwing op. Voor de overige klachtonderdelen blijft de beslissing van de kamer in stand. De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016.