ECLI:NL:GHAMS:2016:2265

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
200.175.545/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notaris over het niet vestigen van hypotheekrecht en onzorgvuldig handelen

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een kandidaat-notaris, die betrekking heeft op het opstellen van een hypotheekakte. Klager heeft op 25 augustus 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 28 juli 2015 de klacht ongegrond verklaarde. De kandidaat-notaris heeft op 25 september 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 31 maart 2016, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De klacht van klager bestaat uit drie onderdelen. Het hof heeft het derde klachtonderdeel gegrond verklaard, dat betrekking heeft op het niet verifiëren door de kandidaat-notaris of het hypotheekrecht daadwerkelijk niet meer zou worden gevestigd. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door niet bij klager te verifiëren na kennisname van een telefoonnotitie waarin werd aangegeven dat de hypotheekakte niet meer nodig was. De maatregel van waarschuwing is opgelegd aan de kandidaat-notaris.

Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdeel iii en legt de maatregel van waarschuwing op. Voor de overige klachtonderdelen blijft de beslissing van de kamer in stand. De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.175.545/01 NOT
nummer eerste aanleg : 581414/NT 15-9 OJ
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 juni 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A. Paternotte, advocaat te Hoofddorp,
tegen
mr. [naam] ,
tot 1 september 2014 werkzaam als kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A.L. van Emden, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 25 augustus 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 juli 2015 (ECLI:NL:TNORAMS:2015:37). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de kandidaat-notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft op 25 september 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2016. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de kandidaat-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager heeft op of omstreeks 15 juli 2012 een overeenkomst van geldlening gesloten met [naam BV] (vertegenwoordigd door [naam] , hierna: de BV) in het bijzijn van [naam] (destijds adviseur van klager en bemiddelaar bij de financiering, hierna: [de heer X] ).
3.2.2.
In bovenvermelde overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:
OVERWEGENDE:
-dat Partijen zijn overeengekomen dat Schuldeiser[klager]
aan Schuldenaar[de BV]
een lening zal verstrekken;
-dat Schuldenaar de middelen wenst aan te wenden voor een vastgoedtransactie in [land] alwaar een bovengemiddeld rendement kan worden behaald en dat deze transactie uiterlijk vandaag dient te zijn voltooid;
(..)
Artikel 1. De lening
1.1.
Schuldeiser verstrekt aan Schuldenaar een kortlopende lening tot een bedrag van € 125.000 welke lening door Schuldenaar bij deze wordt aanvaard. Het bedrag van de lening dient te worden overgemaakt naar
[de heer Y]
[plaats]
EURO: [nummer]
(..)
1.2.
Schuldeiser is verplicht de totale in het vorige lid genoemde som uiterlijk binnen 2 maanden na verstrekking, zodoende uiterlijk 17 september 2012[volgens klager 19 juli 2012]
, over te maken aan Schuldenaar.
Artikel 2. Aflossing en rente
2.1.
Schuldenaar is verplicht het geleende bedrag uiterlijk 17 september 2012 aan Schuldeiser terug te betalen.
(..)
Artikel 7. Zekerheden
7.1.
Tot meerdere zekerheid van de voldoening van al hetgeen Schuldenaar uit hoofde van voormelde lening of uit hoofde van welke andere rechtsverhouding dan ook is verschuldigd aan Schuldeiser, zal Schuldenaar een eerste hypothecaire inschrijving verstrekken op het perceel en opstallen gelegen aan (..), waarvoor door Schuldenaar door ondertekening van deze overeenkomst een onherroepelijke volmacht wordt gegeven aan de heer [naam][de kandidaat-notaris]
(..) de hypothecaire akte op te maken en te verlenen uiterlijk 19 juli 2012, (..).”
3.2.3.
Op 16 juli 2012 heeft op het kantoor waar de kandidaat-notaris destijds werkzaam was (hierna: het notariskantoor) een bespreking plaatsgevonden tussen [de heer X] en de kandidaat-notaris. Tijdens die bespreking hebben klager en de kandidaat-notaris (via de telefoon van [de heer X] ) kort met elkaar gesproken.
3.2.4.
Klager heeft op 17 juli 2012 in totaal € 125.000,- aan [de heer Y] (hierna: [de heer Y] ) overgemaakt.
3.2.5.
Begin 2013 heeft klager telefonisch aan de kandidaat-notaris gevraagd om een afschrift van de hypotheekakte. De kandidaat-notaris heeft klager toen laten weten dat hij de desbetreffende hypotheekakte niet had gepasseerd.
3.2.6.
Vervolgens heeft klager (op zijn verzoek) op 21 januari 2014 op het notariskantoor gesproken met de kandidaat-notaris teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over de vraag waarom de kandidaat-notaris in juli 2012 de gevraagde hypotheekakte niet had opgesteld en gepasseerd.
3.2.7.
Klager heeft van voormelde bespreking een gesprekverslag gemaakt en deze per e-mail op 14 februari 2014 aan de kandidaat-notaris toegestuurd. De kandidaat-notaris heeft daarop bij e-mail van 5 maart 2014 gereageerd.
3.2.8.
In de e-mail van 5 maart 2014 van de kandidaat-notaris valt over de bespreking op 16 juli 2012 (zie 3.2.3.), de overmaking van de gelden door klager aan [de heer Y] (zie 3.2.4.) en het feit dat de verzochte hypotheekakte niet was gepasseerd (zie 3.2.5.) het volgende te lezen:
“Aan de orde is toen inderdaad, voorzover mij dat nog voor ogen staat, gekomen dat de heer [de heer X] mij het contract had overhandigd, dat overmaking door ons naar het in het contract opgenomen [buitenlandse] rekeningnummer niet eerder dan na inschrijving van de klaarblijkelijk op te maken hypotheekakte zou kunnen gebeuren, dat ik van de heer [de heer X] begrepen had dat het klaarblijkelijk van het grootste belang was dat die betaling plaats zou vinden op kortere termijn dan na passeren en inschrijven van de op te maken hypotheekakte en dat ik uverteldheb dat die tijdige overmaking daarom alleen plaats zou kunnen vinden als het bedrag rechtstreeks naar het bedoelde rekeningnummer zou worden overgemaakt.
Ik kan me niet voorstellen, dat er sprake is geweest van eenverzoekmijnerzijds aan u om rechtstreeks te betalen.
Wel weet ik nog dat ons gesprek van zeer korte duur was en dat wellicht niet met zoveel woorden ter sprake is gekomen wat er allemaal nog aan voorbereiding moest gebeuren, voordat de hypotheek inderdaad gepasseerd zou kunnen worden.
Na ons telefoongesprek en de bespreking met de heer [de heer X] heb ik de voorbereiding van de akten (..) zo snel mogelijk ter hand genomen; op 18 juli kreeg ik een telefoonnotitie, waaruit bleek dat de heer [de heer X] gemeld had dat de transactie op 19 juli geen doorgang zou vinden en dat ik mijn voorbereidingen kon staken, c.q. niet met die voorbereidingen zou moeten beginnen. Daaruit maakte ik op dat de gehele overeenkomst (..) klaarblijkelijk was ontbonden;
(..) dat u inmiddels wel degelijk reeds was overgegaan tot rechtstreekse overmaking van het in het contract gemelde bedrag was mij niet bekend.
Ik heb toen zelf geen contact met de heer [de heer X] meer kunnen vinden en ben toen inderdaad niet verder gegaan met die voorbereiding.”
3.2.9.
In april 2014 heeft klager de kandidaat-notaris civielrechtelijk aansprakelijk gesteld.

4.Standpunt van klager

Klager stelt dat de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 van de Wet op het notarisambt en de artikelen 3 en 5 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011. Meer in het bijzonder verwijt klager de kandidaat-notaris – samengevat weergegeven – het volgende.
i. De kandidaat-notaris had aan klager nimmer mogen verzoeken, althans mededelen, het bedrag van € 125.000,- rechtstreeks (dus buiten de derdengeldenrekening om) over te maken naar het bankrekeningnummer van [de heer Y] . De kandidaat-notaris wist immers dat er ten behoeve van klager nog geen recht van hypotheek was gevestigd. Verder stelt klager dat de kandidaat-notaris bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen had gewekt dat het hypotheekrecht op of omstreeks 16 juli 2012 zou worden gevestigd.
ii. De kandidaat-notaris heeft klager tijdens het telefoongesprek op 16 juli 2012 ten onrechte niet gewezen op de consequenties van het rechtstreeks overmaken van het bedrag van
€ 125.000,- aan [de heer Y] zonder zekerheidstelling voor terugbetaling van dat bedrag (in de vorm van een hypotheekrecht). Volgens klager was de kandidaat-notaris destijds op de hoogte van het feit, althans van de mogelijkheid dat hij het geld op of omstreeks 16 juli 2012 zou gaan overmaken.
iii. De kandidaat-notaris heeft – nadat hij kennis had gekregen van de (onder 3.2.8. genoemde) telefoonnotitie – ten onrechte niet bij klager geverifieerd of het inderdaad de bedoeling was dat het hypotheekrecht niet (meer) zou worden gevestigd ten behoeve van klager.

5.Standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de kandidaat-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Ten aanzien van het eerste deel van dit klachtonderdeel is het hof van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de kandidaat-notaris tijdens het telefoongesprek op 16 juli 2012 aan klager heeft verzocht en/of medegedeeld het bedrag van € 125.000,- rechtstreeks over te maken naar de bankrekening van [de heer Y] . In zoverre is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
6.2.
Het tweede deel van dit klachtonderdeel betreft de stelling van klager dat de kandidaat-notaris bij hem op 16 juli 2012 het gerechtvaardigd vertrouwen had gewekt dat het hypotheekrecht op of omstreeks die datum zou worden gevestigd. De kandidaat-notaris heeft deze stelling betwist en gewezen op het feit dat klager niet daags na het telefoongesprek contact met hem heeft opgenomen om te vragen waar de (concept)hypotheekakte bleef.
6.3.
Naar het oordeel van het hof heeft klager zijn verwijt – gelet op de gemotiveerde betwisting van de kandidaat-notaris – onvoldoende onderbouwd om aannemelijk te achten dat de kandidaat-notaris bij hem op 16 juli 2012 het gerechtvaardigd vertrouwen had gewekt dat het hypotheekrecht op of omstreeks die datum zou worden gevestigd. Dit deel van klachtonderdeel i. is derhalve eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel ii.
6.4.
De kamer heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel het volgende overwogen. Slechts in het geval dat de kandidaat-notaris wist of had kunnen weten dat klager het bedrag van € 125.000,- daadwerkelijk zou gaan overmaken naar de bankrekening van [de heer Y] , zou de kandidaat-notaris klachtwaardig hebben gehandeld door niet te wijzen op de consequenties daarvan. Van die wetenschap is de kamer echter niet of onvoldoende gebleken, zodat klachtonderdeel ii. ongegrond is.
6.5.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust en voegt daaraan nog toe dat klager ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kandidaat-notaris wist of had kunnen weten dat klager het ten processe bedoelde bedrag naar de bankrekening van [de heer Y] zou overmaken. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. De kamer heeft klachtonderdeel ii. terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel iii.
6.6.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het hof als volgt. [de heer X] was volgens klager bemiddelaar bij de overeenkomst van geldlening en tevens ‘boodschapper’ van de in de overeenkomst van geldlening opgenomen opdracht aan de kandidaat-notaris tot het opmaken van een hypotheekakte ten behoeve van klager en ten laste van de BV. De kandidaat-notaris heeft dit niet weersproken. Ook hij heeft aangegeven dat hij destijds had begrepen dat [de heer X] als woordvoerder van klager en de BV handelde. Geconstateerd dient derhalve te worden dat [de heer X] niets van doen had met de hypotheekakte zelf, althans hij zou geen partij zijn bij die hypotheekakte. Het had dan ook op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om na kennisneming van de telefoonnotitie met de mededeling van [de heer X] dat geen hypotheekakte meer behoefde te worden opgesteld, bij klager te verifiëren of deze mededeling juist was. Zekerheidsstelling in de vorm van vestiging van het recht van hypotheek was immers ten behoeve van klager. Door niet bij klager na te gaan of hij het dossier daadwerkelijk kon sluiten, heeft de kandidaat-notaris onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook, anders dan de kamer heeft geoordeeld, gegrond.
Slot en maatregel
6.7.
Uit het voorgaande volgt dat de klacht van klager op een onderdeel gegrond is. Het hof acht het aan de kandidaat-notaris te maken verwijt van dien aard dat met de lichtste maatregel kan worden volstaan. Aan de kandidaat-notaris zal de maatregel van waarschuwing opgelegd worden.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing ten aanzien van klachtonderdeel iii. en in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel iii. gegrond;
- legt aan de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016 door de rolraadsheer.