ECLI:NL:GHAMS:2016:2263
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.J.M. de Werd
- J.A.M. de Wit
- N. van der Wijngaart
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van belaging
Op 14 juni 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 april 2015 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van belaging van een slachtoffer in de periode van 26 juli 2014 tot en met 25 november 2014. De tenlastelegging omvatte het versturen van berichten en het verschijnen bij de woning van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 mei 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte primair verzocht om vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was. De advocaat-generaal vorderde daarentegen een veroordeling tot dezelfde straf als eerder opgelegd.
Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de bewijsmiddelen, waarbij het van belang achtte wat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte waren, evenals de impact daarvan op het leven van het slachtoffer. Het hof concludeerde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel onaangenaam, niet voldeden aan de criteria voor stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De whatsapp-berichten werden gezien als een uiting van frustratie na een beëindigde relatie en niet als een strafbare belaging.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M.F.J.M. de Werd, J.A.M. de Wit en N. van der Wijngaart aanwezig waren.