ECLI:NL:GHAMS:2016:2261

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
23-004289-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na hoger beroep in Amsterdam

Op 14 juni 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1993, die beschuldigd werd van mishandeling van een slachtoffer op 3 februari 2012 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan en schoppen van het slachtoffer, wat zou hebben geleid tot letsel en pijn. Tijdens de zitting op 31 mei 2016 heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 400,00 geëist, subsidiair 8 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht om vrijspraak, stellende dat er te veel twijfel bestond over de feiten. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de beschuldigingen van mishandeling. De verdachte heeft weliswaar een duw gegeven aan het slachtoffer, maar de specifieke handelingen die hem ten laste zijn gelegd, zijn niet wettig en overtuigend bewezen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij enkele rechters niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004289-15
datum uitspraak: 14 juni 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-072079-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht)
- slaan/stompen in/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- schoppen/trappen tegen de/het knie/hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter terechtzitting primair verzocht de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde mishandeling omdat het dossier teveel twijfel oproept over hetgeen is voorgevallen. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof is van oordeel dat het primaire verweer van de raadsman slaagt. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer]. Op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, kan worden vastgesteld dat er een confrontatie is geweest tussen de verdachte en het slachtoffer. Vast staat dat de verdachte voornoemde [slachtoffer] een duw heeft gegeven, hetgeen niet aan verdachte ten laste is gelegd. Voor hetgeen wel aan de verdachte, te weten het slaan/stompen en schoppen/trappen, ten laste is gelegd, ontbreekt bij het hof de overtuiging.
Gelet op vorenstaande komt het hof niet toe aan de bespreking van het subsidiair gevoerde verweer van de raadsman.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. J.A.M. de Wit en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 juni 2016.
Mr. J.A.M. de Wit en mr. N. van der Wijngaart zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.