ECLI:NL:GHAMS:2016:2205

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
23-003818-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk binnendringen van besloten lokalen met niet-ontvankelijke benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het wederrechtelijk binnendringen van besloten lokalen op drie verschillende data in juli 2015. De tenlastelegging omvatte het binnendringen in woningen en besloten erven die in gebruik waren bij derden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de bewijsvoering heeft gebaseerd op camerabeelden en getuigenverklaringen van de aangevers die de verdachte herkend hebben. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen, dat stelde dat de verdachte niet de persoon was die op de beelden te zien was.

Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, zonder voorwaardelijke straf, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 248,00 had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de schade en het bewezenverklaarde feit. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 57, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-003818-15
datum uitspraak: 9 juni 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-155932-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 26 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 9 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres 2] ([hotel 1]) en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2:
hij op of omstreeks 22 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres 3] ([hotel 2]) en/of aan de [adres 2] ([hotel 1]) en in gebruik bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
3:
hij op of omstreeks 3 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen de [adres 5] ([hotel 3]) en in gebruik bij [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 9 juli 2015 te Amsterdam, in een besloten lokaal, gelegen aan de [adres 2] ([hotel 1]) en in gebruik bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2:
hij op 22 juli 2015 te Amsterdam, in een besloten lokaal, gelegen aan de [adres 3] ([hotel 2]) en aan de [adres 2] ([hotel 1]) en in gebruik een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
3:
hij op 3 juli 2015 te Amsterdam, in een besloten lokaal, gelegen de [adres 5] ([hotel 3]) en in gebruik bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman het verweer gevoerd dat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is die is afgebeeld op de stills in het dossier zodat vrijspraak moet volgen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De aangevers verklaren in hun aangifte dat zij op de camerabeelden hebben waargenomen dat de verdachte de desbetreffende hotels binnenloopt. Zij noemen de verdachte bij naam en herkennen hem als de persoon die veelvuldig in hun hotels heeft ingebroken. Daarnaast heeft de verbalisant de camerabeelden van 3 juli 2015 en 9 juli 2015 van de hotels bekeken en waargenomen dat de verdachte de hotels binnen is gegaan. De verbalisant herkende de verdachte onmiddellijk, omdat hij al meerdere processen-verbaal tegen de verdachte heeft opgemaakt, hem meerdere malen heeft gehoord als verdachte en hem in juni 2015 heeft aangehouden en aldus bekend is met zijn uiterlijke voorkomen.
Naar het oordeel van het hof is op grond van deze bewijsmiddelen, die telkens concreet en gedetailleerd de redenen van wetenschap ten aanzien van de herkenning van de verdachte bevatten, vast komen te staan dat het de verdachte is die de hotels op 3 juli 2015 en 9 juli 2015 heeft betreden en daarmee –gezien het hem op 9 juni 2015 ter hand gestelde lokaalverbod- wederrechtelijk is binnengedrongen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat het de verdachte is die de hotels binnenloopt maar dat geen sprake is van wederrechtelijk binnendringen gelet op de wijze en het doel van binnendringen in het hotel zodat vrijspraak moet volgen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman naar voren gebracht dat door deze persoon bij de balie gevraagd wordt of hij gebruik mag maken van het toilet en vervolgens direct weer de hotels verlaat.
Het hof verwerpt dit verweer, nu de door de verdediging gestelde reden van binnentreden in het hotel waarvoor de verdachte een lokaalverbod had, de wederrechtelijkheid daaraan niet ontneemt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
Telkens: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ondanks een aan de verdachte opgelegd hotelverbod is de verdachte de hotels binnengedrongen en heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van de hotels. Hij heeft door zo te handelen het verbod van de rechthebbende om zich niet in de desbetreffende gelegenheid te begeven genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 mei 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de strafmaat. Gelet op eerdere opgelegde voorwaardelijke straffen en de frequente recidive van de verdachte, ziet het hof –anders dan gevorderd- geen aanleiding wederom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [hotel 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 248,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu er geen rechtstreeks verband is tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit, kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Vordering van de benadeelde partij [hotel 1]
Verklaart de benadeelde partij [hotel 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M. Iedema en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
J. Dommershuijzen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 juni 2016.
mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]
.