ECLI:NL:GHAMS:2016:2173

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
14/00746
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en kostenvergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2014. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [Adres 1] te [Y] had vastgesteld op € 245.000 per 1 januari 2011. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar handhaafde de beschikking. Het Hof ontving het hoger beroep op 2 oktober 2014 en na een zitting op 26 april 2016, waar partijen hun standpunten toelichtten, bereikten zij overeenstemming over de WOZ-waarde. Partijen kwamen overeen dat de WOZ-waarde vastgesteld zou worden op € 230.000. Tevens werd overeengekomen dat de heffingsambtenaar de kosten van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende zou vergoeden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende moest worden veroordeeld tot een totaalbedrag van € 2.597, inclusief de kosten voor rechtsbijstand en deskundigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 14/00746
24 mei 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te [Y] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ALK 13/364 van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 25 februari 2012 de waarde per de waardepeildatum 1 januari 2011 van de onroerende zaak [Adres 1] te [Y] (hierna: de woning) voor het jaar 2012 vastgesteld op € 245.000.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 24 januari 2013, de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 22 augustus 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 oktober 2014. Het Hof heeft op 28 oktober 2014 een aanvullend hoger beroepschrift van belanghebbende ontvangen en in kopie doorgezonden aan de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016.

2.Geschil in hoger beroep

2.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.
2.2.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.

3.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1.
Nadat partijen ter zitting hun standpunten hebben toegelicht en vragen van het Hof hebben beantwoord, hebben partijen overeenstemming bereikt omtrent de hoogte van de WOZ-waarde. Partijen zijn het er over eens geworden dat de WOZ-waarde dient te worden vastgesteld op € 230.000. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten zal vergoeden aan belanghebbende. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

4.Kosten

4.1.
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.2.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit. Voor het onderhavige geval zijn dat de in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 punten voor de bezwaarfase (het indienen van een bezwaarschrift, het verschijnen op de hoorzitting) en 4 punten voor het beroep en hoger beroep. (het in eerste aanleg indienen van een beroepschrift en verschijnen ter zitting, het in hoger beroep indienen van een hogerberoepschrift en verschijnen ter zitting van het Hof). Als wegingsfactor (gewicht van de zaak) hanteert het hof de factor 1. Dit leidt tot een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van 2 x € 246 en voor de fase van het beroep en hoger beroep van 4 x € 496; in totaal € 492 + € 1984 = € 2.476.
4.3.
Voorts komen op het daartoe door belanghebbende gedane verzoek voor vergoeding in aanmerking de in onderdeel b vermelde kosten van een deskundige. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit juncto artikel 8:36, tweede lid, van de Awb stelt het Hof het bedrag van deze kosten met overeenkomstige toepassing van de Wet tarieven in strafzaken en de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoedingen voor taxatiekosten op [((2 uur x € 50)) € 100 x 1,21 (BTW) = ] € 121. De proceskostenvergoeding komt hiermee uit op [€ 2.476 + 121]= € 2.597.

5.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vermindert de WOZ-waarde tot € 230.000;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.597;
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 44 (beroep bij de rechtbank) en € 122 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 166 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, voorzitter van de belastingkamer, en B.A. Brummelen en G.D. van Norden, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S.H. Lange als griffier. De beslissing is op 24 mei 2016 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.