Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3]
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
(…)
[X] zich (…) tot doel heeft gesteld (…) ‘de [A] ’ te exploiteren door het (doen) organiseren van evenementen met een besloten karakter;
Euro-Toques een vereniging is die zich (…) tot doel [stelt] om het professionalisme in de beroepsuitoefening van de leden te verbeteren door middel van regelmatig en gestructureerd onderling overleg, uitwisseling van kennis en informatie, alsmede door een gezamenlijk optreden naar derden;
Ter realisering van de sub II genoemde doelstelling heeft Euro-Toques behoefte aan een ruimte waar zij op regelmatige basis evenementen kan organiseren;
Euro-Toques bovendien tot doel heeft het bevorderen van het gebruik van grondstoffen van de best mogelijke kwaliteit, ter instandhouding van de nationale culinaire traditie, met behoud van de nationale specialiteiten en hun diversiteit in aanbod en smaak;
[X] de sub IV genoemde filosofie onderschrijft (…).
Partijen (…) met elkaar hebben onderhandeld ter zake van een samenwerking binnen de navolgende door partijen gestelde randvoorwaarden:
- Exploitatie van de faciliteiten van [X] geschiedt volledig voor rekening en risico van [X] ;
- (…).
(…)
3.Beoordeling in het principale en incidentele hoger beroep
gedurende de looptijd van deze overeenkomsteen ander lid van ET als beheerder zou worden aangesteld. Hieruit valt af te leiden dat de relatie tussen [appellant] – als lid van ET – en [X] van aanvang af samenhing met en afhankelijk was van de samenwerking tussen ET en [X] . In lijn daarmee is [appellant] omstreeks het sluiten van de ET-overeenkomst daadwerkelijk in dienst genomen.
allebepalingen uit deze - ongetekende - conceptovereenkomst. Het hof heeft in dit verband in het bijzonder het oog op de bepalingen betreffende het einde van de conceptovereenkomst. Zoals hierboven overwogen valt [appellant] betrokkenheid bij [X] niet los te zien van de verplichting van [X] om hem gedurende de looptijd van de ET-overeenkomst als beheerder aan te stellen, terwijl met de conceptovereenkomst nadere invulling aan deze verplichting wordt gegeven. Geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat partijen desondanks, in afwijking van hetgeen in de ET-overeenkomst was voorzien, zijn overeengekomen dat hun contractuele relatie zou voortduren ná het einde van de ET-overeenkomst.