ECLI:NL:GHAMS:2016:2146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
23-003353-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt door verhuur van een schuur, vrijspraak van diefstal elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten in een schuur die hij had verhuurd aan onbekende personen. De verdachte had in juni 2014 geconstateerd dat er een hennepkwekerij in de schuur was ingericht, maar hij ontkende wetenschap te hebben gehad van de hennepteelt. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van medeplegen van hennepteelt en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit en de diefstal van elektriciteit. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de hennepteelt door de schuur ter beschikking te stellen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, met een vervangende hechtenis van 45 dagen. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit en de maatschappelijke gevolgen van de hennepteelt.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003353-15 (
strafzaak)
Datum uitspraak: 27 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-700579-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Burgerbrug, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2]) een (grote) hoeveelheid hennepplanten (te weten 380 hennepplanten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet artikel
11 lid 2 Opiumwet;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met
10 oktober 2014 te Burgerbrug, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2]) [adres 2]) een (grote) hoeveelheid hennepplanten (te weten 380 hennepplanten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Burgerbrug, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Burgerbrug, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1 primair en feit 2

Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte eveneens van het hem onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, om redenen als hierna in de bewijsoverweging vermeld.

Bewijsoverweging feit 1 subsidiair

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep volledige vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in juni 2014 weliswaar heeft gezien dat in de door hem verhuurde schuur te Burgerbrug een ogenschijnlijk niet in werking zijnde hennepkwekerij was ingericht, maar dat hij er geen wetenschap van had dat daar werd gekweekt.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode op een woning (het hof begrijpt: op het adres [adres 2] te Burgerbrug) paste van vrienden die in Spanje woonden en dat hij de daarbij behorende schuur, vanaf februari 2014 heeft verhuurd aan een aantal personen van wie hij de namen niet wenst te noemen. In juni 2014 heeft hij die schuur betreden en heeft hij gezien dat daarin een hennepkwekerij was ingericht, die niet in werking was. Nadat hij de huurders heeft gevraagd de schuur leeg te halen en zij ermee instemden aan zijn verzoek te voldoen, is hij in augustus van dat jaar naar zijn vrouw en dochter in Zweden vertrokken. Bij zijn terugkeer in Nederland op 19 oktober 2014 heeft hij de schuur opnieuw betreden en trof hij dezelfde benodigdheden voor een hennepkwekerij aan als die op 20 oktober 2014 door de politie zijn aangetroffen en die zijn afgebeeld op een foto die zich in het dossier bevindt (doorgenummerde dossierpagina 22 bovenaan).
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde dossierpagina’s 7-8) hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 10 oktober 2014 een onderzoek met een warmtebeeldcamera ingesteld naar de bij [adres 2] behorende schuur, waarbij bleek dat de schuur op het [adres 2] opvallend warmer was dan de schuur op het [adres 3].
Op 20 oktober 2015 heeft de verbalisant [verbalisant 3] in de schuur van [adres 2] een aantal zaken aangetroffen waarmee hennep kan worden gekweekt (doorgenummerde dossierpagina 5-6). Hij trof onder meer aan: 380 lege potten met volgroeide wortelstelsels, 36 assimimilatielampen,
36 transformatoren, 10 vervuilde droognetten en 2 koolstoffilters. De ventilatoren, transformatoren en overige elektrische apparaten waren aangesloten op het elektriciteitsnet en de assimilatielampen brandden. Voorts lagen hennepbladeren op de grond en lag er een snoeischaar met daarop hennepresten. De verbalisant heeft de wortelstelsels, de hennepbladeren en de hennepresten bemonsterd en heeft daarvan een klein gedeelte getest met test 8 (Duquenois reagent) van de O.D.V. narcotica testset, hetgeen - vanwege de blauw-paarse verkleuring - een aanwijzing opleverde voor de aanwezigheid van Tetrahydrocannabinol (THC), zijnde de werkzame stof in cannabisplanten. Voorts heeft de verbalisant [verbalisant 4] in een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde dossierpagina 39) gerelateerd dat hij op grond van kleur en uiterlijke kenmerken van de op de grond aangetroffen groene bladeren de overtuiging heeft bekomen dat het hennepresten betrof.
Op basis van de in de schuur aangetroffen kweekresten, kalkaanslag op het afdekzeil en vervuiling van de hennepkwekerij meldt Liander in de aangifte dat er vermoedelijk sprake is geweest van tenminste één oogst. Uit de bij de aangifte gevoegde foto’s blijkt voorts dat de assimilatielampen direct boven de in rijen uitgestalde kweekpotten zijn opgehangen.
Op grond van de vorenomschreven aangetroffen situatie ter plaatse, gecombineerd met de resultaten van de warmtemeting, in onderling verband en samenhang bezien, moet worden geoordeeld dat het niet anders kan dan dat gedurende de tenlastegelegde periode in de bewuste schuur hennep is geteeld.
De verdachte heeft voorts, gelet op bovengenoemde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de bewuste schuur in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 hennep werd geteeld. Door de onbekend gebleven anderen de gelegenheid te geven om de schuur te (blijven) gebruiken, heeft de verdachte opzettelijk gelegenheid verschaft tot het telen van de hennep. Het hof acht hem derhalve schuldig aan hetgeen hem onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Niet is immers gebleken dat de verdachte, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, elektriciteit heeft gestolen.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal van elektriciteit. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte daarbij niettemin wél betrokken is geweest. De omstandigheid dat de verdachte op de hierna bewezen verklaarde wijze medeplichtig is geweest aan de hennepkwekerij, is onvoldoende om de verdachte als (mede)pleger van de diefstal van elektriciteit aan te merken.
De verdachte zal derhalve van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onbekend gebleven personen, in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Burgerbrug, opzettelijk hebben geteeld in een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2], een hoeveelheid hennepplanten, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Burgerbrug, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen voornoemde schuur voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft een schuur aan anderen ter beschikking gesteld voor het kweken van hennepplanten. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers. Daarnaast leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 april 2016 is hij niet eerder ter zake van een soortgelijk delict onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal een lagere taakstraf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd nu slechts het onder 1 (subsidiair) ten laste gelegde feit is bewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 mei 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.