2.2De deskundige heeft in zijn aanvullend deskundigenrapport de vragen als volgt beantwoord:
a. Wilt u alsnog de door [appellant] verstrekte urenstaten en inkoopverantwoording aan [geïntimeerde] ter hand stellen en hem in de gelegenheid stellen daarop te reageren?
“Op 6 mei 2015 heeft ondergetekende aan mevrouw mr. [Y] van Pot Jonker Advocaten verzocht om de urenstaten en inkoopverantwoording toegezonden te krijgen. Dat heeft zij op 8 mei 2015 gedaan en deze heeft ondergetekende per omgaande aan de advocaat van [geïntimeerde] doorgezonden.
Op 13 mei stuurt de heer [A] een brief naar mevrouw [Y] met het verzoek om de gegevens nogmaals te zenden omdat hij het bestand niet kon openen. Dit heeft zij op 18 mei 2015 gedaan. In de reactie van de heer [appellant] op het concept van de beantwoording van de vragen van het hof wordt gesteld dat de urenstaten reeds 4 maal aan de heer [geïntimeerde] ter hand zijn gesteld. Te weten:
- Bij het opmaken van de factuur in september 2001 definitief, maar ook daarvoor.
- Als productie bij de Rechtszaak in eerste aanleg bij de Rechtbank Alkmaar.
- Als productie nr. 7 bij de Memorie van Grieven bij het Hof.
- En naar aanleiding van het verzoek van het hof op 21 april 2015
Op 24 april 2015 heeft ondergetekende van mr. lngwersen kopieën van de navolgende stukken ontvangen:
• Memorie na deskundigenrapport zijdens [appellant] d.d. 21 oktober 2014.
• Memorie na deskundigenrapport zijdens [geïntimeerde] d.d. 21 oktober 2014.
• Arrest gerechtshof Amsterdam d.d. 21 april 2015.
Op 7 mei 2015 heeft ondertekende van mr. Gensch kopieën van de navolgende stukken ontvangen:
• De brief van de West Friese Jachtbouw van 29.11.1999.
• Memorie na deskundigenbericht zijdens [geïntimeerde] d.d. 21.10.2014.
• Memorie na deskundigenbericht zijdens [appellant] d.d. 21.10.2014.
• Het voornoemde arrest.”
b. Wilt u aangeven of in de reactie van [geïntimeerde] aanleiding ziet tot een aanpassing van uw advies?
“Naar de mening van ondergetekende, heeft de deskundige en zijn adviseur zich gehouden aan de opdracht van het hof om de vraag te beantwoorden: Wat is een redelijke prijs is voor de werkzaamheden die de West Friese Jachtbouw feitelijk heeft uitgevoerd aan en ten behoeve van het jacht “Akka”.
Hierbij buitenbeschouwing latend de werkzaamheden die moeten worden aangemerkt als herstel van eerdere fouten. Als suggestie van het hof wordt bovendien nog meegegeven om de uren- en inkoopverantwoording te bekijken!
De inkoopverantwoording en urenstaten zijn NIET de basis geweest voor het berekenen van de redelijke prijs. Dit is de bezichtiging geweest van de Akka op 8 augustus 2014 te Bremen.
Ondergetekende was er van uitgegaan dat de urenstaten en inkoopverantwoording in de loop der jaren al aan de heer [geïntimeerde] waren overhandigd. Dit heeft echter geen invloed gehad op het uiteindelijke oordeel van ondergetekende. Er wordt daarom volgens ondergetekende te veel aandacht besteed aan het feit dat hoor en wederhoor zouden zijn geschonden.
De gestuurde fax dd. 29 november 1999 waarin verwachtingen zouden zijn gewekt ten aanzien van de vermoedelijke prijs is ook geen basis geweest voor ons rapport. Deskundige en zijn adviseur zijn, volgens opdracht van het hof, uitgegaan van de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden aan het jacht en een prijs die in die tijd redelijk was.
De bezichtiging, het aanhoren van beide partijen op 8 augustus 2014, bestudering van het op die dag gemaakte fotoverslag en de jarenlange ervaring van adviseur de heer [B] in de jachtbouw, zijn de basis geweest voor beoordeling van het feitelijk uitgevoerde werk door de West Friese Jachtbouw.
Ondergetekende ziet derhalve geen aanleiding om het rapport aan te passen.”
c. Hoe bent u tot het oordeel gekomen dat – naar het hof begrijpt – een aftrek van 30% in de urenregistratie dient plaats te vinden? Wilt u nader motiveren in welke mate sprake is geweest van herstel van eerdere fouten door West Friese Jachtwerf?
“Zoals al eerder opgemerkt, is niet uitgegaan van de overhandigde urenregistratie, laat staan van een correctie hierop. De feitelijke werkzaamheden zijn bekeken en op basis hiervan is een aantal uren berekend. Dat dit geen gemakkelijke opgave is, na zo’n lange periode waarin ook een aantal refits hebben plaatsgevonden, moge duidelijk zijn. Dat er een aftrek is ontstaan van 30% in de urenregistratie, kan het gevolg zijn van minder efficiënt werken. Zo zijn er bijvoorbeeld veel meer uren gemaakt bij het afkrabben van de romp dan noodzakelijk.”
d. Op welke grond bent u tot het oordeel gekomen dat – naar het hof begrijpt – eveneens op de inkoop een correctie van 30% dient plaats te vinden?
“Ondergetekende is uitgegaan van de veronderstelling dat feitelijk minder werk is uitgevoerd dan volgens uren- en inkoopverantwoording naar voren komt. Daarom is er ook bij de inkoop minder gerekend. Dit zou bijvoorbeeld te maken kunnen hebben met minder efficiënt werken maar dit is ter beoordeling aan het hof.”
e. Als het juist is dat West Friese Jachtwerf destijds een uurprijs van Hfl. 70,-- per uur rekende voor woodwork, op welke grond bent u dan van die uurprijs afgeweken en hebt u gerekend met een uurprijs van Hfl. 75,-- per uur?
“Ondergetekende heeft voor alle werkzaamheden gerekend met een redelijke uurprijs van hfl. 75,--. Ondergetekende is niet speciaal voor “woodwork” uitgegaan van een afwijkende uurprijs. Het lijkt niet erg relevant.
.
f. Heeft u verder nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
“De concept beantwoording van de vragen zijn op 12 juni 2015 aan partijen voorgelegd en de reactie hierop van de heer Ingwersen is op 25 juni 2015 ontvangen, De heer Gensch heeft op 23 juni 2015 gereageerd.
Partijen staan nog steeds lijnrecht tegenover elkaar. In zeer uitvoerige reacties proberen partijen het concept te wijzigen en hun opvattingen aan deskundige op te leggen. [geïntimeerde] geeft aan dat het faxbericht van de West Friese Jachtbouw van 29-11-1999 niet buiten beschouwing kan worden gelaten en geeft een andere kostenopstelling aan die deskundige zou moeten toepassen.
[appellant] geeft aan dat de urenverantwoording meer leidend zou moeten zijn en is het niet eens met het verschil van 30% in kosten. Toch willen deskundige en zijn adviseur blijven uitgaan van de opdracht van het hof; wat is er feitelijk gebeurd aan het jacht “Akka” en wat is een redelijke prijs voor deze werkzaamheden. Buiten beschouwing latend de werkzaamheden die een herstel zijn van eerdere fouten. Hier hebben wij een berekening voor gemaakt en daar willen wij aan vasthouden. Het is aan het hof om te beslissen of het deze berekening wil volgen.”