ECLI:NL:GHAMS:2016:2109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
23-003873-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van rijden onder invloed en ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs. De feiten vonden plaats op 4 juli 2015 te Zaandam, waar de verdachte als bijrijder een ruk aan het stuur gaf, waardoor de auto tegen een paal botste. Het hof oordeelde dat de verdachte, door de rijrichting van de auto te beïnvloeden, als bestuurder kan worden aangemerkt volgens de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had een alcoholgehalte van 650 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de toegestane limiet ligt. Het hof vernietigde de vrijspraak van de politierechter en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 30 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Het hof weegt de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

parketnummer: 23-003873-15
datum uitspraak: 18 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-131770-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij, op of omstreeks 4 juli 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 650 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Feit 2hij, op of omstreeks 4 juli 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Scholtenstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1100-2015163513-6 van 15 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 4 juni 2015 (het hof begrijpt gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen: 4 juli 2015) bevonden wij ons op de Dr. H.G. Scholtenstraat te Zaandam, gemeente Zaanstad. Ter plaatse zagen wij op de kruising Dr. H.G. Scholtenstraat en de Jonge Abraham een voertuig staan. Het betrof een Fiat Seicento. Wij zagen in het voertuig een persoon zitten die op de passagiersstoel zat. Deze persoon gaf later op te zijn: [verdachte], geboortedatum [geboortedag] 1986.
Wij hoorden [verdachte] zeggen:
“Ik heb een aantal alcoholhoudende drankjes op. Ik geef ook eerlijk toe dat er iets met mijn rijbewijs is. Ik mag eigenlijk niet rijden.”
Vervolgens hebben wij van [verdachte] een blaastest op straat afgenomen. Wij zagen dat de uitslag een F betrof. Vervolgens hebben wij [verdachte] aangehouden ter zake rijden onder invloed van alcoholhoudende drank.
2. Een proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW, met nummer 040720152110000774 van 4 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [ambtenaar 2], [ambtenaar 1] en [ambtenaar 3]:
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten (of één of meer van hen):
Datum feit: 4 juli 2015
Weg: Dr. H.G. Scholtenstraat, voor het openbaar verkeer opstaande
weg
Plaats: Zaandam
Gemeente: Zaanstad
Reden ademtest: verkeersongeval
Voertuig: personenauto
Ademanalyse uitgevoerd door verbalisant [ambtenaar 1]
Datum: 04-07-2015
Tijdstip: start ademanalyse: 21.44 uur
Voltooid ademonderzoek test nr. 150704388 wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Resultaat: 650 μgl/l
Verdachte gaf mij, verbalisant [ambtenaar 2], op te zijn: [verdachte].
3. Een geschrift, te weten een Honac-ademanalyseformulier, als bijlage gevoegd bij voormeld bewijsmiddel 2.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Testnummer: 150704388
Startdatum en -tijd: 04-07-2015 te 21:44 [uur]
Verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag]-1986
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Bedienaar
Naam: [ambtenaar 1]
Voornamen: [ambtenaar 1]
Ademonderzoekresultaat: 650 μg/l.
4. Een geschrift, zijnde een uitdraai van het resultaat van een raadpleging door de politie uit een register van de RDW, van 4 juli 2015.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats].
Rijbewijs categorie B
Eerste afgifte: 9 december 2013
Vanaf 20 juni 2014 ongeldigheid
5. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2015.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de getuige [getuige]:
[verdachte] is mijn vriend. Van 4 juli 2015 herinner ik mij dat we aan het barbecueën waren. Wij kregen ruzie en zijn weggegaan. Ik zat achter het stuur. Mijn vriend trok aan het stuur en we zijn tegen een paal gereden.
6. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2015.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte:
Zij, mijn vriendin, had niet dat ongeluk veroorzaakt, maar ik. Zij reed. Ik heb wel een ruk aan het stuur gegeven.
7. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Nadat ik aan het stuur had getrokken was de auto total loss. Er was alcohol in het spel. Ik wist dat mijn rijbewijs was ingenomen.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij op 4 juli 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 650 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Feit 2hij op 4 juli 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Dr. H.G. Scholtenstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging

De verdachte heeft op de plaats van het ongeval tegenover ambtenaren van politie verklaard dat hij degene is geweest die de auto heeft bestuurd en dat het eenzijdig ongeval met die auto is veroorzaakt doordat hij moest uitwijken voor een konijn. Ter zitting in eerste aanleg – en eerder in het bezwaarschrift tegen de invordering van zijn brommerrijbewijs – heeft hij evenwel het standpunt ingenomen dat die verklaring niet op waarheid berust. Hij heeft, ook ter zitting in hoger beroep, een verklaring afgelegd die inhoudt dat zijn vriendin achter het stuur zat en dat de verdachte uit boosheid een ruk heeft gegeven aan het stuur. Zijn vriendin heeft ter zitting in eerste aanleg als getuige deze lezing van de gebeurtenissen bevestigd.
Anders dan primair door de advocaat-generaal wordt voorgestaan, is het hof van oordeel dat de latere verklaring van de verdachte, waarin zijn vriendin reed en hij een ruk aan het stuur heeft gegeven, niet zonder meer als ongeloofwaardig ter zijde kan worden geschoven. Uitgaande van die (latere) verklaring, kan de verdachte naar ’s hofs oordeel niettemin worden aangemerkt als bestuurder in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien hij door het geven van een ruk aan het stuur van de rijdende auto de rijrichting van die auto heeft beïnvloed, kennelijk zozeer dat de auto tegen een paal is gebotst (vgl. HR 30 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7292). Dat de verdachte, zoals de raadsman heeft aangevoerd, niet de intentie (het hof begrijpt: de bedoeling) had om als bestuurder als verkeerdeelnemer op te treden, doet niet af aan het feit dat hij de rijrichting van het voertuig opzettelijk heeft beïnvloed, zodat het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken. Tegen dit vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft onder invloed van alcohol een ruk gegeven aan het stuur van de auto waarin zijn vriendin reed, waardoor met die auto een ongeval is ontstaan. Het hof rekent de verdachte zwaar aan dat hij zich in beschonken toestand inlaat met handelingen in het verkeer, terwijl hij bovendien zijn rijbewijs pas ongeveer 1,5 jaar daarvóór had behaald en dit rijbewijs ook alweer was kwijtgeraakt doordat het ongeldig was verklaard. Daarbij komt nog dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2016, al eerder en bij herhaling onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. De verdachte geeft er dus geen blijk van zich te willen gedragen naar de regels die gelden voor de veiligheid van alle verkeersdeelnemers en neemt de mogelijke gevolgen van zijn handelen kennelijk op de koop toe. Het hof acht, mede gezien het gevaarzettend karakter van zijn handelen, een onvoorwaardelijke taakstraf dan ook op zijn plaats. Ook zal de verdachte in voorwaardelijke vorm de bevoegdheid worden ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, teneinde hem ertoe te bewegen zich in de toekomst nog louter als een verantwoordelijk verkeerdeelnemer te gedragen, zodra hij zijn rijbewijs weer heeft teruggekregen van het CBR.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. E. de Greeve en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 mei 2016.
[.......]
.