ECLI:NL:GHAMS:2016:2061

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
200.173.605/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cascoverzekering en aansprakelijkheid bij diefstal van leaseauto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Axus Nederland B.V. en 2 Plus Stand- en Interieurbouw B.V. over de aansprakelijkheid voor de diefstal van een leaseauto, een Volvo V70. De leaseovereenkomst tussen Axus en 2 Plus bevatte een cascoverzekering die dekking bood voor alle van buiten komende onheilen, tenzij de schade met opzet door of met goedvinden van de verzekerde was veroorzaakt. De diefstal van de Volvo vond plaats op 16 december 2011, toen de auto onbeheerd werd achtergelaten met de sleutels in het contact. Axus vorderde betaling van de boekwaarde van de auto, maar de kantonrechter wees de vordering af, omdat niet was komen vast te staan dat de diefstal met opzet of goedvinden van de verzekerde was veroorzaakt. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam de eerdere uitspraak van de kantonrechter bevestigd. Het hof oordeelde dat de diefstal onder de dekking van de verzekering viel, omdat Axus de verzekering in eigen beheer had gehouden en de schade dus voor haar rekening kwam. Het hof concludeerde dat 2 Plus en de andere geïntimeerde niet aansprakelijk waren voor de schade, omdat er geen bewijs was dat de diefstal opzettelijk was veroorzaakt of met goedvinden van de verzekerde had plaatsgevonden. Axus werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer : 200.173.605/01
rol-/ zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1420109 CV EXPL 13-7444
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 mei 2016
inzake
AXUS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
appellante,
tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos te Den Haag,
tegen

2 PLUS STAND- EN INTERIEURBOUW B.V.,

gevestigd te Rosmalen,
en
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
tevens voorwaardelijk incidenteel appellanten,
advocaat: mr. A.Th.J.M. de Vocht te Bergeijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Axus, 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] genoemd.
Axus is bij dagvaarding van 31 maart 2015 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 19 juni 2013, 10 januari 2014, 25 juli 2014 en 2 januari 2015, onder bovenvermeld rol-/ zaaknummer gewezen tussen Axus als eiseres en 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] als gedaagden. Nadat verzuimd was de zaak tijdig aan te brengen, is op 29 juni 2015 een herstelexploit uitgebracht. Vóór de nieuw aangezegde rechtsdag hebben 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] bij exploot van 13 juli 2015 aan Axus een vervroegde rechtsdag aangezegd en de zaak op die datum bij het hof aangebracht.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Axus heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het geding in beide instanties met rente. In voorwaardelijk incidenteel appel heeft Axus geconcludeerd tot verwerping van de grief met veroordeling van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het principaal appel met rente.
2 Plus en [geïntimeerde sub 2] hebben in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen, en in voorwaardelijk incidenteel appel tot partiële vernietiging van het vonnis van 10 januari 2014 met veroordeling van Axus in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 10 januari 2014 onder 1.a tot en met j de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 1komt Axus op onderdelen op tegen de juistheid daarvan. Met inachtneming van de in deze grief besloten liggende betwisting van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, staat in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist het volgende vast.
2.1
In december 2008 is tussen Axus als Lessor en 2 Plus als Lessee een overeenkomst gesloten (de leaseovereenkomst) met betrekking tot een door [geïntimeerde sub 2] als leaserijder te gebruiken Volvo V70 (de Volvo) voor de duur van 4 jaar. In de leaseovereenkomst zijn als ‘leasecomponenten’ een WA- en cascoverzekering opgenomen en zijn de Algemene Voorwaarden 2007-1 (AV 2007-1) van toepassing verklaard.
2.2
De AV 2007-1 houden - voor zover hier van belang - het volgende in:
“(…) 7. VERZEKERING
(…)
Tenzij anders overeengekomen worden door Lessor een WA- en cascoverzekering afgesloten;
De condities en bepalingen van deze verzekering zijn neergelegd in de vigerende ‘Voorwaarden Motorrijtuigen verzekering’. Deze voorwaarden maken onlosmakelijk deel uit van de lease-overeenkomst (…)
8. SCHADE EN VERLIES
(…)
Schade die niet door de verzekeraar wordt gedekt (…) komt te allen tijde voor rekening van Lessee. (…)
Ingeval van (…) diefstal eindigt de lease-overeenkomst (…) na 30 dagen wachttijd. In deze gevallen is er sprake van een reguliere beëindiging als vermeld in artikel 13 (…)
13. BEËINDIGING EN INNAME
Bij reguliere beëindiging van de lease-overeenkomst (…) is de Lessee ervoor verantwoordelijk dat de lease-auto wordt terugbezorgd bij Lessor inclusief alle toebehoren (…). Indien er een of meerdere van bovengemelde zaken ontbreken, dan worden de daaraan verbonden kosten doorbelast aan Lessee. (…)”
2.3
De ingevolge artikel 7 van de AV 2007-1 van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden houden – voor zover van belang – het volgende in:
“(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…) onder verzekeringnemer wordt verstaan de leasenemer en de door leasenemer gemachtigde bestuurder(s) van het voertuig.
(…) ARTIKEL 5 UITSLUITINGEN
De verzekering geeft geen dekking indien:
(…)
5.2
de schade met opzet door of met goedvinden van de verzekerde is veroorzaakt. Hierbij zal de verzekeraar geen beroep doen op eigen schuld van de verzekerde. (…)
BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE CASCOVERZEKERING
(…)
De verzekering dekt alle van buiten komende onheilen (…)”
2.4
Axus heeft het cascodeel van de op grond van de leaseovereenkomst te sluiten verzekering in “eigen beheer” gehouden, hetgeen, naar het hof begrijpt, betekent dat Axus daarvoor geen verzekering heeft afgesloten, maar dat zij een eventueel onder de cascoverzekering gedekte schade zelf zal dragen.
2.5
[geïntimeerde sub 2] heeft op 16 december 2011, mede namens 2 Plus, aangifte gedaan van diefstal van de Volvo. De aangifte houdt - voor zover van belang - het volgende in:
“Op vrijdag 16 december 2011, omstreeks 15.11 uur, zette ik mijn lease auto, een zwarte Volvo (…) bij het tankstation Total aan het Westeind2 te Rosmalen. Ik zette de auto voor de winkel, net voor de schuifdeuren. De sleutel zat nog in het contact en ik zette de handrem er op. (…) Ik twijfel of de motor draaide of niet.
In de winkel pakte ik wat uit een schap en rekende ik af. Ik zag toen dat er een auto schuin door de pompen wegreed. Ik zei nog: “Kijk daar nou, die zal wel niet betaald hebben.” Toen zag ik pas dat het mijn kenteken was. Ik zag dat de auto wegreed in de richting van de A2. (…)”.
2.6
De Volvo is niet teruggevonden. De leaseovereenkomst is beëindigd. Axus heeft jegens 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] aanspraak gemaakt op vergoeding van de boekwaarde van de Volvo per december 2011 ad € 28.382,28. Zij hebben dit bedrag niet voldaan.

3.Beoordeling

3.1
Axus heeft in eerste aanleg, na vermindering van eis, gevorderd 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de boekwaarde van de Volvo ad € 28.382,28, te vermeerderen met rente en kosten.
Axus legt aan haar vordering - kort gezegd - ten grondslag dat 2 Plus niet heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 13 AV 2007-1 om de Volvo na beëindiging van de leaseovereenkomst aan Axus terug te geven. Aan haar vordering jegens [geïntimeerde sub 2] legt zij ten grondslag dat hij jegens Axus onrechtmatig heeft gehandeld door de aan Axus toebehorende Volvo onafgesloten, met draaiende motor en met de sleutels in het contact, onbeheerd voor het tankstation achter te laten. Axus betoogt dat 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] geen aanspraak kunnen maken op dekking onder de ingevolge de leaseovereenkomst af te sluiten cascoverzekering, nu enerzijds niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van diefstal en anderzijds dat het handelen van [geïntimeerde sub 2] zodanig roekeloos en onvoorzichtig is geweest dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de diefstal dan wel moet worden geoordeeld dat deze in feite met goedvinden van [geïntimeerde sub 2] heeft plaatsgevonden.
3.2
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 19 juni 2013 geoordeeld dat de zaak niet geschikt is voor een comparitie van partijen en de zaak verwezen voor conclusies van re- en dupliek. Bij tussenvonnis van 10 januari 2014 heeft de kantonrechter Axus opgedragen (de grondslagen van) haar vorderingen bij akte nader toe te lichten. Bij tussenvonnis van 25 juli 2015 Axus opgedragen te bewijzen dat de diefstal van de Volvo is veroorzaakt door opzet of met goedvinden van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] . Bij eindvonnis van 25 januari 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Axus dat bewijs niet heeft geleverd en de vordering afgewezen. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Axus in principaal appel met 13 elkaar deels overlappende en/of onderling aanvullende grieven op.
In voorwaardelijk incidenteel appel komen 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] - voor het geval het hof het vonnis van de kantonrechter van 2 januari 2015 vernietigt - met één grief op tegen het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis van 10 januari 2014 dat 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] zich er niet op kunnen beroepen dat Axus jegens hen afstand van haar vordering heeft gedaan.
3.3.
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de leaseovereenkomst is geëindigd en dat 2 Plus de Volvo niet aan Axus heeft teruggegeven en dus op grond van artikel 13 AV 2007-1 in beginsel gehouden is de boekwaarde van de Volvo aan Axus te vergoeden. 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] hebben zich evenwel op het standpunt gesteld dat de Volvo is gestolen en dat de op grond van de Leaseovereenkomst af te sluiten cascoverzekering daarvoor dekking zou hebben geboden. Nu Axus de cascoverzekering echter in eigen beheer heeft gehouden, dient de als gevolg van de diefstal geleden schade voor rekening van Axus te blijven.
3.4
Met
grief 2komt Axus op tegen het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis van 19 juni 2013 dat de zaak niet geschikt is voor een comparitie van partijen. Nu deze grief echter ook indien deze juist is niet tot vernietiging van het eindvonnis kan leiden heeft Axus bij behandeling daarvan geen belang.
3.5
Met
grieven 1, 4, 5, 7, 8, en 9,in onderling verband en samenhang bezien, komt Axus (onder meer) op tegen het oordeel van de kantonrechter dat moet worden uitgegaan van diefstal van de Volvo door een derde. Axus voert aan dat zij de diefstal en daarmee het bestaan van een verzekerd evenement heeft betwist, zodat op 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] de last rust zulks te bewijzen. Gelet op de vele vraagtekens die bij de gestelde toedracht van de diefstal zijn te plaatsen, kan in dit geval voor het bewijs van de diefstal niet worden volstaan met de enkele verklaring van [geïntimeerde sub 2] en de aangifte bij de politie, maar zullen 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] aanvullend bewijs moeten leveren.
3.6
Naar vaste rechtspraak mogen in een geval als het onderhavige aan het bewijs van de gestelde diefstal geen al te zware eisen worden gesteld en kunnen 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] in beginsel volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden, waarbij onder omstandigheden de enkele aangifte van diefstal in een door de politie opgemaakt proces-verbaal als voldoende bewijs kan worden aanvaard. (vgl. Hoge Raad 11 april 2003, NJ 2004, 568). Anders dan Axus betoogt maken de door haar geplaatste vraagtekens bij en de gemaakte opmerkingen over de gang van zaken rondom de gestelde diefstal, niet dat in dit geval van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] kan worden verlangd dat zij aanvullend bewijs van de diefstal leveren. Uit hetgeen Axus heeft gesteld volgt in de kern genomen immers niet meer dan dat Axus meent dat [geïntimeerde sub 2] zeer onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het wel erg toevallig is dat er juist op dat moment iemand op het tankstation aanwezig was die de aldus door [geïntimeerde sub 2] geboden gelegenheid de Volvo te stelen te baat heeft willen nemen. Dat alles maakt echter nog niet dat er concrete aanleiding bestaat eraan te twijfelen dat de Volvo daadwerkelijk is gestolen. Dit betekent dat met de stellingen van [geïntimeerde sub 2] en de aangifte bij de politie in dit geval voldoende aannemelijk is gemaakt dat de diefstal van de Volvo heeft plaatsgevonden, zodat ook hof daarvan bij de verdere beoordeling zal uitgaan.
3.7
Met
grief 3komt Axus op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vraag of Axus jegens 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] aanspraak kan maken op vergoeding van de boekwaarde van de Volvo in de eerste plaats afhankelijk is van de vraag of voor de diefstal van de Volvo dekking bestaat op grond van de tussen partijen overeengekomen voorwaarden voor de af te sluiten cascoverzekering. Axus heeft dat betwist en voert daartoe aan dat het handelen van [geïntimeerde sub 2] zodanig onvoorzichtig en onzorgvuldig is dat hij daarmee de door de diefstal ontstane schade zelf heeft veroorzaakt. Het is bij autoverzekeringen in het algemeen gebruikelijk dat schade als gevolg van dergelijk handelen van dekking is uitgesloten, omdat anders de onwenselijke situatie ontstaat dat dekking zou worden verleend voor handelen dat geheel in de risicosfeer van de verzekerde behoort te liggen. Dit algemene uitgangspunt brengt volgens Axus mee dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] zich in de gegeven omstandigheden met succes op het bestaan van dekking onder de cascoverzekering kunnen beroepen, zodat hun verweer reeds daarop moet stranden.
3.8
Uit de tussen partijen gesloten leaseovereenkomst en de AV 2007-1 volgt dat Axus gehouden was ten behoeve van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] voor de Volvo een cascoverzekering te sluiten overeenkomstig de condities en bepalingen zoals opgenomen in de verzekeringsvoorwaarden. Dit brengt mee dat, indien door Axus een dergelijke verzekering zou zijn gesloten en deze in het onderhavige geval dekking voor de diefstal van de Volvo zou bieden, Axus daardoor geheel schadeloos zou zijn gesteld en zij van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] geen vergoeding van de boekwaarde van de Volvo meer zou kunnen vorderen. In dit geval heeft Axus echter gekozen geen cascoverzekering af te sluiten, maar heeft zij besloten de verzekering in “eigen beheer te houden” met als gevolg dat de als gevolg van de diefstal van de Volvo ontstane schade, ook indien deze onder de cascoverzekering zou zijn gedekt, wel voor haar rekening komt. Axus kan die schade echter niet alsnog op 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] afwentelen. 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] mochten er immers op vertrouwen dat indien de als gevolg van de diefstal geleden schade onder de door Axus af te sluiten cascoverzekering zou zijn gedekt, zij daar niet ook zelf voor konden worden aangesproken. Dit betekent dat het hof met de kantonrechter van oordeel is dat Axus geen aanspraak kan maken op betaling van de boekwaarde van de Volvo door 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] indien de diefstal onder de door Axus te sluiten cascoverzekering zou zijn gedekt.
3.9
Axus miskent vervolgens dat het partijen in beginsel vrij staat overeen te komen voor welke gevallen al dan niet dekking onder een cascoverzekering bestaat. In dit geval is in de leaseovereenkomst uitdrukkelijk opgenomen dat een cascoverzekering wordt gesloten die alle van buiten komende onheilen dekt en dat de verzekering alleen geen dekking geeft indien de schade met opzet door of met goedvinden van de verzekerde is veroorzaakt, waaraan nog is toegevoegd dat de verzekeraar geen beroep kan doen op eigen schuld van de verzekerde. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat partijen zijn overeengekomen dat ook schade die is ontstaan als gevolg van zeer ernstig of zelfs verwijtbaar onzorgvuldig en/of onoplettend handelen van de verzekerde onder de cascoverzekering is verzekerd. Het is dan niet onaanvaardbaar dat 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] zich vervolgens beroepen op hetgeen zij met Axus zijn overeengekomen. Dat Axus het cascorisico zelf heeft willen dragen en geen verzekeraar als risicodrager heeft gecontracteerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.1
Met
grieven 3, 6, 8, 10 en 11, in onderling verband en samenhang bezien, komt Axus op tegen het oordeel van de kantonrechter dat onder de cascoverzekering in beginsel dekking voor de diefstal bestaat, tenzij deze heeft plaatsgevonden door opzet of met goedvinden van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] en dat het aan Axus is zulks te bewijzen en zij daar niet in is geslaagd.
3.11
Het hof stelt in dat verband allereerst vast dat partijen zijn overeengekomen dat verzekeringsvoorwaarden onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de leaseovereenkomst en dat de tekst van de verzekeringsvoorwaarden ter zake van de dekking duidelijk is: de cascoverzekering dekt alle van buiten komende onheilen, tenzij de schade met opzet door of met goedvinden van de verzekerde is veroorzaakt. Nu Axus zich erop beroept dat de schade met opzet door of met goedvinden van de verzekerde is veroorzaakt, rust ingevolge het bepaalde in artikel 149 en 150 Rv op haar de last voldoende feiten en omstandigheden te stellen - en bij voldoende gemotiveerde betwisting - te bewijzen waaruit kan volgen dat de Volvo opzettelijk door of met goedvinden van [geïntimeerde sub 2] is gestolen. Het oordeel van de kantonrechter is in zoverre juist.
3.12
Axus heeft vervolgens, ook in hoger beroep geen concreet bewijs van het door haar gestelde opzet of goedvinden door [geïntimeerde sub 2] aangedragen of aangeboden, maar in plaats daarvan betoogd dat het handelen van [geïntimeerde sub 2] onder de gegeven omstandigheden zodanig verwijtbaar onzorgvuldig en onvoorzichtig is geweest dat daarmee sprake is van voorwaardelijk opzet op de diefstal althans dat [geïntimeerde sub 2] geacht moet worden te hebben goedgevonden dat de Volvo zou worden gestolen.
2 Plus en [geïntimeerde sub 2] hebben daartegenover aangevoerd dat het in artikel 5.2 van de verzekeringsvoorwaarden genoemde “opzet” of “met goedvinden” uitsluitend ziet op een daadwerkelijk willens en wetens veroorzaken van schade of goedvinden dat door een ander schade wordt veroorzaakt, en niet op het in een onzorgvuldig handelen besloten liggend aanvaarden van de aanmerkelijke kans daarop, zoals Axus betoogt.
3.13
De stellingen van partijen nopen tot een uitleg van de desbetreffende bepalingen van de verzekeringsvoorwaarden. Deze uitleg dient te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij - nu tussen partijen niet over de tekst van die voorwaarden is onderhandeld - met name de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin deze zijn gesteld, gelezen in de context van de gehele overeenkomst, van belang is.
Het hof stelt vast dat blijkens de tekst van artikel 5.2 van de verzekeringsvoorwaarden slechts van dekking is uitgesloten schade die met opzet door of goedvinden van de verzekerde is veroorzaakt. In de verzekeringsvoorwaarden zijn verder geen bepalingen te vinden die erop duiden dat daarnaast ook is beoogd schade die als gevolg van verwijtbaar handelen van de verzekerde is ontstaan van dekking uit te sluiten. Integendeel, in artikel 5.2 is immers uitdrukkelijk opgenomen dat de verzekeraar geen beroep zal doen op eigen schuld van de verzekerde, hetgeen er veeleer op duidt dat ook door de schuld van verzekerde ontstane schade, steeds onder de cascoverzekering is gedekt. Dit betekent dat de woorden ‘met opzet door of goedvinden van’ in artikel 5.2 van de verzekeringsvoorwaarden beperkt moeten worden uitgelegd en dat daarbij geen ruimte bestaat daaraan een betekenis toe te kennen waaronder ook ernstig verwijtbaar en of zeer onzorgvuldig handelen van de verzekerde kan worden begrepen. De slotsom is dan dat artikel 5.2 van de verzekeringsvoorwaarden aldus moet worden uitgelegd dat slechts van dekking is uitgesloten schade die het gevolg is van opzettelijk en op het doen ontstaan van schade gericht handelen van de verzekerde of schade die desbewust met goedvinden van de verzekerde door derden is veroorzaakt.
3.14
Tegen deze achtergrond is het hof met 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de Volvo opzettelijk door of met goedvinden van 2 plus of [geïntimeerde sub 2] is gestolen. De door Axus daartoe aangedragen feiten en omstandigheden kunnen weliswaar tot de slotsom leiden dat [geïntimeerde sub 2] verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld door de Volvo met draaiende motor en onafgesloten met de sleutels in het contact voor het tankstation te parkeren, maar daaruit kan nog niet volgen dat hij dit heeft gedaan met het opzet de Volvo te doen stelen, noch dat hij zulks heeft goedgevonden. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de diefstal is gedekt onder de overeengekomen verzekeringsvoorwaarden die onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de leaseovereenkomst en dat Axus als degene die dit casco-risico zelf heeft willen dragen jegens 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] geen aanspraak kan maken op betaling van de boekwaarde van de Volvo op grond van het bepaalde in artikel 13 van de leaseovereenkomst.
3.15
Met
grief 12betoogt Axus dat de kantonrechter ten onrechte haar stelling heeft gepasseerd dat [geïntimeerde sub 2] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de aan Axus toebehorende Volvo, verwijtbaar onzorgvuldig en dus in strijd met het hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, met draaiende motor en onafgesloten met de sleutels in het contact voor het tankstation te parkeren.
3.16
Ook deze grief slaagt niet. Zelfs indien er van moet worden uitgegaan dat het handelen [geïntimeerde sub 2] jegens Axus een aan hem toe te rekenen onrechtmatige daad oplevert, dan geldt ook hier dat [geïntimeerde sub 2] er op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst op mocht vertrouwen dat schade als gevolg van zijn handelen onder de door Axus te sluiten cascoverzekering zou worden gedekt en kan Axus hem niet alsnog met succes op grond van onrechtmatige daad aanspreken tot vergoeding van diezelfde schade.
3.17
Grief 13ziet op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en bouwt voort op de hiervoor reeds besproken grieven.
3.18
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Het voorwaardelijk incidenteel appel behoeft dan geen bespreking. Axus zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Axus in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van 2 Plus en [geïntimeerde sub 2] begroot op € 1.937,00 aan verschotten en € 1.158,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, J.W. Hoekzema en A.W.H. Vink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.