Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.Beslissing
12 juli 2016een verweerschrift in hoger beroep ter griffie van het hof kan indienen;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door de vrouw is ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De vrouw heeft op 20 november 2015 hoger beroep ingesteld, maar heeft het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. De griffie van het hof heeft haar op 25 november 2015 geïnformeerd over de betalingsverplichting en de termijn waarbinnen het griffierecht voldaan moest zijn. De vrouw heeft het griffierecht pas op 23 december 2015 betaald, wat vijf dagen na de uiterste betaaldatum was. De advocaat van de vrouw heeft verzocht om de te late betaling verschoonbaar te achten, omdat de advocaat ziek was.
Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden die tot de te late betaling hebben geleid, in de risicosfeer van de vrouw liggen. Desondanks heeft het hof besloten om de hardheidsclausule van artikel 282a lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe te passen. Het hof oordeelt dat een niet-ontvankelijk verklaring zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, aangezien de vrouw het griffierecht binnen twee weken na de uiterste betaaldatum heeft voldaan. Hierdoor kan de vrouw in haar hoger beroep worden ontvangen.
De beslissing van het hof houdt in dat de man een verweertermijn wordt verleend om zijn verweerschrift in te dienen. Verdere beslissingen worden aangehouden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.