In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam 2008, omdat hij zich op of omstreeks 23 mei 2015 op de Herengracht te Amsterdam had opgehouden met de intentie om verdovende middelen te kopen of aan te bieden. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van anonieme getuigen niet als bewijs konden worden gebruikt en dat de waarnemingen van de verbalisanten onvoldoende concreet waren om tot een veroordeling te komen. Het hof oordeelde echter dat de bevindingen van de verbalisanten, in combinatie met de omstandigheden van de zaak, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de overtreding van de APV. De verdachte werd veroordeeld tot een hechtenis van twee weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.