ECLI:NL:GHAMS:2016:1952
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had eerder een verzoek tot opheffing van zijn voorlopige hechtenis ingediend bij de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar, welke op 12 april 2016 was afgewezen. De verdachte heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat, volgens artikel 87, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv), een verdachte slechts eenmaal in hoger beroep kan komen tegen een afwijzende beslissing van de rechtbank over de voorlopige hechtenis. Dit geldt ook wanneer het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg al is aangevangen maar nog niet is geëindigd. Het hof heeft de relevante wetgeving en eerdere uitspraken in overweging genomen en geconcludeerd dat de wetgever niet de bedoeling had om nieuwe beroepsmogelijkheden te creëren in dergelijke gevallen. Aangezien het hof eerder op 20 januari 2016 al had beslist op een hoger beroep van de verdachte tegen een afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier.