Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris, waarbij zij verwijt dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet voortvarend heeft ter hand genomen en onzorgvuldig heeft gehandeld. Klaagster heeft de notaris herhaaldelijk benaderd met vragen en verzoeken, maar de notaris heeft hier niet of onvoldoende op gereageerd. De kamer voor het notariaat in Den Haag heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard en de notaris een schorsing van twee weken opgelegd. Het hof bevestigt deze beslissing. De notaris heeft op 30 september 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer, die op 2 september 2015 de klacht gegrond verklaarde. Tijdens de behandeling van de zaak op 3 maart 2016 zijn zowel de notaris als klaagster verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris tot eind april 2015 diverse zaken niet of onvoldoende heeft geregeld, waardoor de nalatenschap niet binnen een redelijke termijn is afgewikkeld. De notaris heeft erkend dat zij de afwikkeling onvoldoende voortvarend heeft ter hand genomen, wat het hof onzorgvuldig acht. De maatregel van schorsing wordt als passend beoordeeld, gezien de ernst van de situatie en eerdere klachten tegen de notaris.