ECLI:NL:GHAMS:2016:1936

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
200.177.606/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens onzorgvuldige afhandeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris, waarbij zij verwijt dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet voortvarend heeft ter hand genomen en onzorgvuldig heeft gehandeld. Klaagster heeft de notaris herhaaldelijk benaderd met vragen en verzoeken, maar de notaris heeft hier niet of onvoldoende op gereageerd. De kamer voor het notariaat in Den Haag heeft de klacht van klaagster gegrond verklaard en de notaris een schorsing van twee weken opgelegd. Het hof bevestigt deze beslissing. De notaris heeft op 30 september 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer, die op 2 september 2015 de klacht gegrond verklaarde. Tijdens de behandeling van de zaak op 3 maart 2016 zijn zowel de notaris als klaagster verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris tot eind april 2015 diverse zaken niet of onvoldoende heeft geregeld, waardoor de nalatenschap niet binnen een redelijke termijn is afgewikkeld. De notaris heeft erkend dat zij de afwikkeling onvoldoende voortvarend heeft ter hand genomen, wat het hof onzorgvuldig acht. De maatregel van schorsing wordt als passend beoordeeld, gezien de ernst van de situatie en eerdere klachten tegen de notaris.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.177.606/01 NOT
nummer eerste aanleg : 14-60
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 17 mei 2016
inzake
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de notaris) heeft op 30 september 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 2 september 2015 (ECLI:NL:TNORDHA:2015:26). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) tegen de notaris gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken opgelegd
.
1.2.
Op 23 oktober 2015 is van de notaris een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ontvangen.
1.3.
Klaagster heeft op 20 november 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Op 18 februari 2016 zijn van klaagster aanvullende producties ontvangen.
1.5.
Van de notaris zijn op 22 februari 2016 aanvullende producties ontvangen.
1.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2016. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, en klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris en klaagster aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 6 augustus 2013 is [naam] (hierna: erflater) overleden. Erflater heeft bij testament van 22 oktober 2007, verleden door de notaris, over zijn nalatenschap beschikt.
In dit testament is onder meer klaagster tot erfgenaam benoemd. Verder is een andere erfgenaam tot executeur benoemd en in het geval deze erfgenaam het executeurschap niet zou kunnen of willen aanvaarden, is de notaris dan wel haar ambtsopvolger tot executeur benoemd.
3.2.2.
Ten tijde van het overlijden van erflater was de in het testament aangewezen (eerste) executeur overleden. De notaris heeft de benoeming als executeur aanvaard.
3.2.3.
Tot de nalatenschap van erflater behoorden onder meer een appartementsrecht te [plaats] en diverse roerende zaken.
3.2.4.
Klaagster heeft de notaris per e-mail en per telefoon diverse vragen gesteld en verzoeken gedaan met betrekking tot de (afwikkeling van de) nalatenschap van erflater.
3.2.5.
Naar aanleiding van de op 3 september 2014 bij de kamer ingekomen klacht van klaagster heeft op 14 april 2015 een gesprek tussen de voorzitter van de kamer, klaagster en de notaris plaatsgevonden. In dit gesprek zijn diverse afspraken gemaakt, welke afspraken klaagster (op één punt) en de notaris (op elf punten) binnen twee weken dienden na te komen.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat zij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet voortvarend ter hand heeft genomen en dat zij hierbij onzorgvuldig heeft gehandeld. Verder heeft de notaris niet dan wel onvoldoende op de herhaalde vragen en verzoeken van klaagster gereageerd.
Klaagster heeft aan haar klacht het volgende ten grondslag gelegd. De notaris heeft verzuimd om de verkoop van de woning van erflater in gang te zetten en om diverse abonnementen (zoals telefoon- en internetabonnementen) van erflater op te zeggen. De notaris heeft nagelaten een nieuw slot in de deur van de woning van erflater te laten plaatsen, terwijl klaagster aan haar had laten weten dat derden een sleutel van de woning in bezit hadden. De notaris heeft de definitieve aangifte erfbelasting en de aangifte inkomstenbelasting 2013 niet verzorgd en zij heeft een volmacht tot beneficiaire aanvaarding aan klaagster gezonden, waarin essentiële gegevens ontbraken. Verder is een nota van de vereniging van eigenaren van 2013 eerst in september 2014 door de notaris betaald en heeft klaagster de woning van erflater pas ruim een jaar na diens overlijden kunnen bezoeken. Klaagster stelt dat een andere erfgenaam onrechtmatig een gouden halsketting onder zich houdt. Dit heeft klaagster aan de notaris kenbaar gemaakt. Mede hierdoor is niet tot een verdeling van de tot de nalatenschap behorende roerende zaken gekomen. Ten slotte heeft de notaris geen lijst opgemaakt van de roerende zaken die naar het veilinghuis moeten. Klaagster heeft de notaris verschillende malen op een en ander geattendeerd.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Formeel
Nieuwe klacht
6.1.
Voor zover klaagster in hoger beroep een nieuwe klacht heeft geformuleerd, te weten dat de notaris in strijd met artikel 19 van de Wet op het notarisambt (Wna) heeft gehandeld door een akte (een verklaring van executele) te verlijden waarin zijzelf als partij optreedt, heeft te gelden dat het hof op grond van artikel 107 lid 4 Wna de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en dat dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klaagster zal in de nieuwe klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.
Gang van zaken eerste aanleg
6.2.
Voor zover de notaris in hoger beroep bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, heeft te gelden dat dit bezwaar - wat daarvan ook moge wezen - geen nadere bespreking behoeft nu het hof op de voet van artikel 107 lid 4 Wna de zaak opnieuw in volle omvang behandelt.
Inhoudelijk
6.3.
Vast is komen te staan dat de notaris tot eind april 2015 diverse zaken niet dan wel onvoldoende heeft geregeld, waardoor de nalatenschap van erflater niet binnen een daarvoor redelijke termijn is afgewikkeld. De notaris heeft erkend dat zij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Het hof acht deze handelwijze onzorgvuldig en in strijd met wat van een notaris uit hoofde van zijn/haar taak als executeur in een nalatenschap mag worden verwacht. Daarnaast is het hof van oordeel dat de notaris onvoldoende op de vragen en verzoeken van klaagster heeft gereageerd. Dat klaagster de notaris veelvuldig berichten heeft gezonden en telkens met nieuwe vragen en verzoeken kwam, zoals de notaris heeft aangevoerd, neemt niet weg dat de notaris behoorlijk op de berichten van klaagster had moeten reageren. Zulks nog daargelaten dat de berichten van klaagster in ieder geval voor een deel voortvloeien uit de onvoldoende voortvarende afhandeling van de nalatenschap door de notaris. De door de notaris gestelde privé omstandigheden die in die periode speelden, kunnen niet eraan afdoen dat de handelwijze van de notaris in dit dossier tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit betekent dat de kamer de klacht terecht gegrond heeft verklaard.
6.4.
Het hof acht - evenals de kamer - de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken passend. De notaris heeft niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en daardoor de belangen van klaagster veronachtzaamd. Door deze handelwijze heeft de notaris de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. Hierbij heeft het hof meegewogen dat de notaris na het gesprek op 14 april 2015 met de voorzitter van de kamer de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet binnen de afgesproken termijn, welke termijn het hof gezien de door de notaris op dat moment nog te verrichten werkzaamheden redelijk acht, heeft afgerond en dat klachten met betrekking tot het niet of onvoldoende reageren op vragen en/of verzoeken van cliënten in twee eerdere procedures gegrond zijn bevonden en aan de notaris in dat kader de maatregel van waarschuwing is opgelegd. De in hoger beroep geponeerde stelling van de notaris dat de maatregel van schorsing een mogelijk negatieve uitwerking zal hebben op de dienstverlening van het notariskantoor waar zij thans werkzaam is, geeft het hof onvoldoende aanleiding een andere maatregel op te leggen.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar in hoger beroep nieuw geformuleerde klacht;
- bevestigt de bestreden beslissing;
- bepaalt dat de maatregel van schorsing ingaat op maandag 30 mei 2016 te 00:00 uur en eindigt op zondag 12 juni 2016 te 24:00 uur.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016 door de rolraadsheer.