ECLI:NL:GHAMS:2016:1869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
23-004983-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake (nep)drugsaanbod op de openbare weg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1975, was aangeklaagd voor het aanbieden van (nep)drugs op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam op 17 juni 2014. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich inderdaad op de genoemde locatie heeft opgehouden met het doel om drugs aan te bieden, en heeft dit bewezen verklaard. Het hof heeft het eerdere vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was zonder inhoudelijke beoordeling.

De straf die de kantonrechter had opgelegd, bestond uit 6 weken hechtenis, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, namelijk een werkstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder voor soortgelijke overtredingen was veroordeeld. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. Mr. M. Gonggrijp-van Mourik was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004983-15
datum uitspraak: 30 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13‑072928-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2014 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2014 te Amsterdam zich op de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder veroorzaakt op de openbare weg. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 maart 2016 is hij eerder voor soortgelijke overtredingen veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M. Gonggrijp‑van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2016.
Mr. M. Gonggrijp‑van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.