In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1975, was aangeklaagd voor het aanbieden van (nep)drugs op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam op 17 juni 2014. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich inderdaad op de genoemde locatie heeft opgehouden met het doel om drugs aan te bieden, en heeft dit bewezen verklaard. Het hof heeft het eerdere vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was zonder inhoudelijke beoordeling.
De straf die de kantonrechter had opgelegd, bestond uit 6 weken hechtenis, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, namelijk een werkstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder voor soortgelijke overtredingen was veroordeeld. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. Mr. M. Gonggrijp-van Mourik was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.