In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren voor schuldwitwassen van geld dat door haar partner was verdiend met cocaïnesmokkel. De verdachte ontving contante bedragen van haar partner, die geen legaal inkomen had, en heeft deze bedragen overgemaakt naar Zuid-Amerika. Het hof oordeelt dat de verdachte in haar onderzoeksplicht tekort is geschoten en dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de overgemaakte bedragen van misdrijf afkomstig waren. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De verdachte had zich moeten vergewissen van de herkomst van de ontvangen bedragen, vooral gezien de omstandigheden waaronder haar partner opereerde. Het hof legt een taakstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zorg voor vier kinderen.