Uitspraak
AGERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake kinderalimentatie en partneralimentatie. De vrouw is op 13 augustus 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 mei 2015, waarin de man werd verplicht tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, [kind A], ter hoogte van € 277,- per maand. De vrouw verzoekt het hof om deze bijdrage te verhogen naar € 1.218,- per maand, en daarnaast een uitkering tot haar levensonderhoud van € 761,- per maand. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een lagere bijdrage voor [kind A] en een beperking van de alimentatieverplichting in de tijd.
Tijdens de zitting op 14 december 2015 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld, waarbij het inkomen van de vrouw en de man, alsook de kosten voor de verzorging van [kind A] aan de orde kwamen. De vrouw heeft haar financiële situatie onderbouwd met jaaropgaven en een overzicht van haar uitgaven, terwijl de man zijn inkomsten als ondernemer heeft gepresenteerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van [kind A] op basis van de Nibudtabel € 865,- per maand bedraagt, rekening houdend met bijzondere kosten voor vioollessen. De man heeft een beschikbare draagkracht van € 1.226,- per maand, wat betekent dat hij in staat is om een hogere bijdrage te betalen dan eerder was vastgesteld. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de bijdrage voor [kind A] vastgesteld op € 756,- per maand voor de periode van 28 augustus 2015 tot 10 oktober 2015, en € 799,- per maand van 10 oktober 2015 tot 7 december 2015. De uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw is vastgesteld op € 375,- per maand voor de periode van 28 augustus 2015 tot 10 oktober 2015. De verzoeken van de man tot beperking van de alimentatieverplichting zijn afgewezen.