ECLI:NL:GHAMS:2016:1840
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.V.T. de Bie
- G.J. Driessen-Poortvliet
- H.A. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verdeling van erfenis in gemeenschap van goederen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin is bepaald dat haar aandeel in de erfenis van haar moeder, die in India woonde en zonder testament overleed, in de huwelijksgemeenschap valt. De vrouw betoogt dat de erfenis niet in de gemeenschap van goederen moet vallen, omdat zij en haar man kort voor hun huwelijk hadden afgesproken geen aanspraak te maken op elkaars erfenissen. Het hof overweegt dat de vrouw zich bewust moet zijn geweest van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht en dat de erfenis van haar moeder, die zonder testament overleed, volgens de hoofdregel van het Burgerlijk Wetboek in de gemeenschap valt. Het hof oordeelt dat er geen aanleiding is om van deze hoofdregel af te wijken op basis van redelijkheid en billijkheid.
Daarnaast is er een geschil over een bonus die de man over het jaar 2012 heeft ontvangen. De vrouw stelt dat deze bonus, die in april 2013 is uitgekeerd, ook in de verdeling moet worden meegenomen. Het hof oordeelt dat de vrouw recht heeft op de helft van deze bonus, omdat deze in de gemeenschap valt, ondanks dat de man deze al in zijn alimentatieverplichting heeft meegenomen. Verder heeft de vrouw aanspraak gemaakt op belastingheffing over de door de man betaalde alimentatie, maar het hof oordeelt dat de man voldoende heeft gecompenseerd. Tot slot heeft de vrouw verzocht om inzage in de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van de man, wat het hof toewijst, omdat dit van belang kan zijn voor de verdeling van eventuele nagekomen baten of schulden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, met enkele aanvullingen.