ECLI:NL:GHAMS:2016:1770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
23-002343-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en vernieling met gebruik van een auto als wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, waarbij hij opzettelijk een fietser had aangereden met zijn auto en vervolgens de fiets had beschadigd. De feiten vonden plaats op 14 februari 2015 te Alkmaar. De politierechter had de verdachte een werkstraf van dertig uur opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een aanzienlijk zwaardere straf van honderdtwintig uur werkstraf. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn auto als wapen had gebruikt tegen een kwetsbare verkeersdeelnemer, wat de ernst van de feiten onderstreepte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een werkstraf op van honderdtwintig uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door zestig dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [L.H.], voor materiële schade van €306,30. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen verklaarde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

parketnummer: 23-002343-15
datum uitspraak: 4 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-029723-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Alkmaar [L.H.] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, als bestuurder van een auto (met hoge snelheid) op/tegen/in (de achterzijde van) een fiets te rijden, op welke fiets die [L.H.] op dat moment reed, ten gevolge waarvan die [L.H.] op de straat en/of grond is gevallen;
2:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een (heren)fiets en/of jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [L.H.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Overwegingen en oordeel van het hof
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe in het bijzonder naar voren gebracht dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij na het incident met de spiegel is uitgestapt, waarna de bijrijder het stuur heeft overgenomen en de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Nu de bewijsmiddelen dit scenario niet uitsluiten, moet de verdachte worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vast staat dat de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd door de bestuurder van de auto die tegen de achterzijde van de fiets van de aangever [L.H.] is gereden. Vast staat eveneens dat dit de auto van de verdachte was, dat de verdachte die auto bestuurde op het moment dat hij op de Emmabrug bijna in aanrijding kwam met de aangever en dat deze auto (zeer) kort daarop keerde en terug kwam rijden, waarna de ten laste gelegde aanrijding en vernieling plaatsvonden. Op grond hiervan kan in beginsel worden vastgesteld dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De verdachte heeft echter een alternatieve verklaring gegeven, zoals hiervoor weergegeven.
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden. Deze verklaring vindt ten eerste geen steun in het dossier. De verdachte heeft voorts toen hij werd verhoord door de politie geen verklaring willen afleggen en heeft ook in zijn aangifte tegen de aangever geen melding gemaakt van een andere bestuurder. Het alternatieve scenario is derhalve eerst in een laat stadium naar voren gebracht, waarbij de verdachte desgevraagd heeft geweigerd kenbaar te maken wie degene was die het stuur van hem heeft overgenomen. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze verklaring. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:
hij op 14 februari 2015 te Alkmaar, [L.H.] heeft mishandeld door als bestuurder van een auto tegen de achterzijde van een fiets te rijden, op welke fiets die [L.H.] op dat moment reed, ten gevolge waarvan die [L.H.] op de straat is gevallen;
onder 2:
hij op 14 februari 2015 te Alkmaar, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [L.H.] , heeft beschadigd;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] en [[...]] (pagina 5-6). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Wij kregen op 14 februari 2015, omstreeks 00.32 uur, opdracht om te gaan naar de Emmastraat te Alkmaar. Ter plaatse zagen wij een fiets op de stoep liggen ter hoogte van perceel 91. Wij zagen dat het achterlicht van deze fiets was afgebroken en enkele meters bij de fiets vandaan op straat lag. Naast deze fiets zagen wij een zwart kleurig stuk bumper liggen, dat kennelijk afkomstig is van een personenauto. Wij hebben dit stuk bumper veiliggesteld.
Wij hoorden dat het voertuig dat was weggereden van de Emmastraat het kenteken: [[...]] voerde. Dit voertuig zou op naam staan van [verdachte] , geboren op 2 mei 1993, woonachtig op de [adres] . Wij zijn gaan kijken op de [adres] en zagen dat dat voertuig geparkeerd stond op de [adres] . Wij zagen dat het een zwarte Ford Ka betrof. Wij zagen dat het voertuig een stuk bumper aan de linker voorzijde mistte. Wij hebben het stuk bumper, dat wij op de Emmastraat te Alkmaar hadden aangetroffen, aan de linker voorzijde van het voertuig gehouden. Wij zagen dat het stuk bumper precies paste in het ontbrekende stuk bumper van het voertuig. Wij zagen dat het kenteken aan de voorzijde van het voertuig twee verse deuken had van ongeveer 5 centimeter.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 14 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (pagina 11-12).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 februari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[L.H.]:
Op 14 februari 2015 omstreeks 00:20 uur fietste ik samen met mijn vrouw over de Emmabrug. Ik zag dat een auto mij tegemoet kwam rijden. Ik zag dat dit een klein model auto was en donker van kleur. Ik zag dat deze auto doorreed en dat dit niet ging passen. De auto reed door en uit reflex tikte ik de spiegel van de auto aan terwijl ik de auto ontweek. Ik fietste door de Emmastraat op. Plotseling hoorde ik achter me een auto aan komen. Ik wilde aan de kant gaan maar ik voelde ineens een klap van achteren tegen mijn fiets aan. Hierdoor viel ik op straat. Ik voelde pijn. Gelukkig viel ik opzij en is de auto niet over mij heen gereden. Toen ik weer op stond zag ik dat het weer de Ford Ka was. Ik zag dat de bestuurder richting mijn fiets liep en deze oppakte. Ik zag dat hij de fiets met kracht op de stoep gooide. Ik zag de bestuurder vervolgens op mijn fiets ging staan. Ik zag dat de bestuurder een paar keer op mijn fiets sprong. Ik zag dat de bestuurder toen weer richting zijn auto liep, in stapte en vervolgens wegreed. Toen de auto was weggereden kwam er een meisje zeggen dat een auto met kenteken [[...]] tegen mij aan was gereden. Mijn fiets is kapot. Mijn achterspatbord is kapot, mijn achterlicht is kapot, mijn ketting werkt niet goed meer, mijn kettingbeschermer is kapot en het achterwiel draait niet goed meer.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (pagina 13-14).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 februari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[L.H.]:
In mijn aangifte missen nog een paar zaken. In mijn aangifte staat dat de jongen mij aanreed. Dit klopt, echter reed hij drie keer expres tegen mijn fiets aan. De derde keer viel ik op de grond. Hierna stapte de jongen uit en pakte mijn fiets voor zijn auto vandaan en smeet deze aan de kant. Hierna stapte hij weer in de auto en reed hij vol gas weg. Hij remde hierna weer vol en reed vol gas achteruit. Daarna stapte hij uit en begon op mijn fiets te springen.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (pagina 15-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 februari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[E.S.]:
Ik reed op 14 februari 2014 omstreeks 00.20 uur samen met mijn man over de Emmabrug in Alkmaar. Ik zag dat een zwart voertuig ons van voren naderde. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig rechtdoor onze richting op reed. Ik merkte dat de bestuurder van het voertuig geen ruimte maakte om elkaar te passeren. Wij reden verder over de Emmastraat. Ik hoorde opeens dat een voertuig veel gas gaf achter ons. Ik keek om en zag dat de bestuurder die ons zojuist passeerde was gekeerd. Ik zag dat het voertuig achter ons aan reed. Ik hoorde drie keer een knal. Ik zag dat de bestuurder tot drie keer toe tegen het achterwiel van mijn man reed. Ik zag dat mijn man zijn best moest doen om zijn evenwicht te bewaren. Ik zag dat mijn man na de derde botsing viel.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (pagina 17-18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 februari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[E.K.]:
Ik reed op de Ridderstraat in Alkmaar. Ik zag een voertuig omkeren en hoorde piepende banden. Ik zag dat het voertuig met hoge snelheid de Emmastraat in reed. Vlak hierna hoorde ik een harde knal. Ik ben toen de Emmastraat in gefietst. Ik zag dat de bestuurder was uitgestapt. Ik zag dat de bestuurder de fiets die ik op straat zag liggen oppakte en weggooide. Ik zag dat de bestuurder in zijn auto stapte. Hij reed twee meter en stapte weer uit. Ik zag dat hij tweemaal op de fiets sprong die hij daarvoor weggooide.
6. Een proces-verbaal van aangifte van 18 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (pagina 30-31). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 februari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[verdachte]:
Ik reed op 14 februari 2015 omstreeks 00:20 uur in mijn personenauto. Ik kwam uit de richting van de Emmastraat in Alkmaar en wilde na de Emmabrug een bocht naar links maken. Ik zag dat een fietser dicht naast mij kwam rijden aan de bestuurderskant. De fietser kwam vanuit de richting van het centrum. Ik zag dat de fietser mijn linker buitenspiegel sloeg en dat hij daarna doorfietste.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van dertig uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door vijftien dagen hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door zestig dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de beslissing van de rechtbank omtrent de benadeelde partij zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een fietser en aan beschadiging van diens fiets. De verdachte heeft - nadat een fietser bij het passeren de linker buitenspiegel van verdachtes auto had geraakt - zijn auto gekeerd, is achter die fietser aangereden en met zijn auto daadwerkelijk tegen diens fiets aangereden, ten gevolge waarvan de fietser op de grond is gevallen. Vervolgens is de verdachte uitgestapt, heeft hij de fiets opgepakt en weggegooid en is hij op de op de stoep liggende fiets gesprongen. Door dit alles is die fiets beschadigd.
Verdachtes gedrag - wat daarvan de reden ook geweest moge zijn - laat zich niet anders kwalificeren dan als gevaarlijk en buiten alle proporties. Hij heeft zijn auto gehanteerd als wapen tegen een in het verkeer kwetsbare partij. De gevolgen daarvan hadden ernstiger kunnen zijn dan nu het geval is geweest. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Zijn veroordeling op 22 februari 2013 voor overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet (het doorrijden na een ongeval) springt daarbij in het oog.
Alles afwegende, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat geenszins kan worden volstaan met de door de rechtbank opgelegde straf. Het hof acht oplegging van een werkstraf van aanzienlijk langere duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [L.H.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad € 525,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 306,30. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [L.H.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 306,30 (driehonderdzes euro en dertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [L.H.] , voor het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 306,30 (driehonderdzes euro en dertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2016.
Mrs. Iedema en Plaisier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.