ECLI:NL:GHAMS:2016:172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
23-002883-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zakkenrollerij met betrekking tot de verdachte en medeverdachten, vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor zakkenrollerij, gepleegd op 25 juni 2015 te Amsterdam, waarbij hij samen met anderen een tas met waardevolle spullen heeft weggenomen. De tenlastelegging bestond uit twee onderdelen: de diefstal van een portemonnee en de diefstal van een tas uit een restaurant. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de verklaringen van de betrokkenen, waaronder camerabeelden die de verdachte en zijn medeverdachten in de nabijheid van de diefstal toonden.

Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de samenwerking van de verdachte met anderen bij de diefstal van de portemonnee, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte de diefstal van de tas met inhoud bewezen, op basis van de verklaringen van getuigen en de camerabeelden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, wat de oplegging van een werkstraf bemoeilijkte, aangezien er onvoldoende zekerheid was dat hij bereikbaar zou zijn voor de reclassering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte voor het tweede onderdeel van de tenlastelegging schuldig bevond en hem straf oplegde.

Uitspraak

parketnummer: 23-002883-15
datum uitspraak: 27 januari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-702284-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een tas heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud bestaande uit een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of een of meer geldbedrag(en) en/of diverse persoonlijke bescheiden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [R.K.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2:
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een restaurant en/of een café heeft weggenomen een tas (met inhoud bestaande uit een creditkaart en/of een of meer paspoort(en) en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of een/of meer geldbedrag(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X.L.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan ook op grond van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt met betrekking tot de diefstal van de portemonnee van [R.K.] in het Art Hotel in Amsterdam, zoals onder 1 ten laste is gelegd. Het hof zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.

Overwegingen en oordeel van het hof

Bruikbaarheid van de verklaring van de [medeverdachte 1]
Er is geen rechtsregel die de zittingsrechter in het algemeen verplicht een verdachte er op te wijzen dat zijn verklaring mogelijk in de zaak tegen zijn medeverdachte kan worden gevoegd. Van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde op die grond, zoals door de verdediging is betoogd, is dan ook geen sprake.
In het onderhavige geval is de door [medeverdachte 1] als verdachte in zijn eigen zaak ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring in hoger beroep bij de processtukken in het strafdossier van de verdachte gevoegd. De verdachte en zijn raadsman hebben van de inhoud daarvan kennis kunnen nemen en daar tegenin kunnen brengen wat ter verdediging strekt. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet het hof in het voorgaande geen enkele grond voor bewijsuitsluiting van die verklaring. Het hof overweegt daarbij voorts dat het de raadsman evenmin volgt in de stelling dat aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] moet worden getwijfeld, reeds omdat die verklaring niet op zich zelf staat maar bevestiging vindt in de zich in het dossier bevindende camerabeelden.
Hetgeen de raadsman overigens nog naar voren heeft gebracht vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 juni 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een restaurant heeft weggenomen een tas met inhoud bestaande uit een creditkaart en paspoorten en mobiele telefoons en een geldbedrag, toebehorende aan [X.L.] .
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een geschrift, te weten een kopie van een proces-verbaal van aangifte van 26 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juni 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[X.L.]:
Op 25 juni 2015 omstreeks 22:50 uur bevonden de later weggenomen goederen zich in het café/restaurant ‘MATAHARI’ in Amsterdam. Ik had mijn spullen in mijn schoudertas. Mijn schoudertas is roze van kleur. Ik had mijn schoudertas op de grond gezet schuin naast mij. Op 25 juni 2015 omstreeks 22:55 uur zag ik dat mijn schoudertas met daarin de volgende goederen was weggenomen:
- paspoort op naam van [X.L.]
- vijf Chinese paspoorten van de overige benadeelden.
-iPhone, type 6
- mobiele telefoon van het merk Huwai
- 400 euro
- 400 buitenlands geld
- credit card.
Ik heb niet gemerkt wie het goed heeft weggenomen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van een diefstal van een schoudertas gepleegd op 25 juni 2015 tussen 22:50 en 23:00 uur heb ik, verbalisant, de camerabeelden van restaurant/bar Mata Hari bekeken.
Op 25 juni 2015 om 22:51:50
Ik zie dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] de trap oplopen naar de bovenste verdieping van Mata Hari. Ik zie dat [medeverdachte 1] voorop loopt, gevolgd door [verdachte] en [medeverdachte 2] . Op de bovenste verdieping zitten een aantal mensen aan tafeltjes maar er is nog volop ruimte om te zitten. Ik zie dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] bij het betreden van de bovenste verdieping aandachtig in het rond kijken. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] vertonen duidelijk zoekgedrag.
Op 25 juni 2015 om 22:52:05
Ik zie dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] boven aan de trap omdraaien en naar beneden lopen. Ik zie dat ze voorafgaand aan dit naar beneden lopen met elkaar communiceren.
Op 25 juni 2015 om 22:53:03
Ik zie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] achter een groep Chinezen staan. Deze groep Chinezen zit aan een tafeltje te drinken. Aan deze tafel zit de aangever [X.L.] . Op dat moment is [medeverdachte 1] niet zichtbaar, [verdachte] en [medeverdachte 2] wel. Ik zie dat [medeverdachte 2] en [verdachte] dicht bij de tafel van [X.L.] staat. Er zijn nog genoeg tafels over om te zitten om eten of drinken te bestellen. Echter, [verdachte] en [medeverdachte 2] blijven staan achter [X.L.] haar vrienden.
Op 25 juni 2015 om 22:53:04
Ik zie dat [verdachte] naar de grond kijkt achter [X.L.] . Ik zie dat [verdachte] een draai maakt. Ik zie dat er links van de pilaar iemand staat, deze persoon is niet goed zichtbaar.
Op 25 juni 2015 om 22:53:19
Ik zie dat de persoon links van de pilaar direct na de vermoedelijke schopbeweging van [verdachte] bukt en naar de grond gaat. Ik zie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] dicht tegen elkaar staan met hun ruggen naar de aangever [X.L.] en haar vrienden.
Op 25 juni 2015 om 22:53:50
Ik zie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] aandachtig naar de grond kijken.
Op 25 juni 2015 om 22:53:53
Ik zie dat de persoon die links van de pilaar stond overeind komt van de grond. Ik zie aan het achterhoofd dat het gaat om [medeverdachte 1] . Ik zie dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de uitgang lopen.
Op 25 juni 2015 om 22:53:56
Ik zie dat [verdachte] als eerste de Mata Hari verlaat en rechtsaf slaat op de Oudezijds Achterburgwal richting de Korte Niezel.
Op 25 juni 2015 om 22:53:59 uur
Ik zag dat de verdachte [medeverdachte 1] als tweede de Mata Hari uit komt en dat hij zijn schoudertas voor zijn lichaam vasthoudt en iets doet bij de opening van zijn schoudertas. Het lijkt erop dat [medeverdachte 1] er iets instopt. Uit de schoudertas steekt een voorwerp dat lijkt op hengels van een vrouwelijke
schoudertas. Ik zie dat [medeverdachte 1] direct wordt gevolgd door [medeverdachte 2] . Ik zie dat [medeverdachte 2] bij het naar buiten lopen naar binnen omkijkt. Ik zie dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weglopen richting hotel ‘The Globe’. Dit hotel ligt op enkele meters van Mata Hari.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Beschrijving beelden hotel ‘The Globe’
Om 22:59:59 zie ik, verbalisant, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hotel ‘The Globe’ binnen komen lopen via de ingang Oudezijds Achterburgwal. [medeverdachte 1] loopt voorop, [medeverdachte 2] loop er kort achter. Ik zie dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het toilet ingaan. De schoudertas van [medeverdachte 1] is opvallend dik gehold en heeft een duidelijk grote inhoud. Bij het betreden van het toilet kijkt [medeverdachte 1] aandachtig zenuwachtig om zich heen.
Om 23:03:09 zie ik dat [medeverdachte 1] het toilet uit komt lopen en een telefoon in zijn handen heeft. Ik zie dat de schoudertas van [medeverdachte 1] nu
nietmeer opvallend gehold is. [medeverdachte 1] loopt met versnelde passen en in duidelijke haast naar de uitgang van het hotel (naar de uitgang aan de zijde Oudezijds Voorburgwal).
Om 23:03:13 zie ik dat [medeverdachte 2] het toilet uit komt lopen en met snelle passen wegloopt richting de uitgang aan de zijde Oudezijds Voorburgwal. [medeverdachte 2] volgt in het spoor van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn ruim drie minuten in het toilet geweest. Zij hebben zonder eten of drinken te bestellen of naar een hotelkamer te gaan het hotel verlaten.
Kort na dit bezoek treffen verbalisanten de gestolen tas aan op het toilet waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn geweest.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, zijn direct (het hof begrijpt: nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het hotel “The Globe” hebben verlaten) het toilet ingegaan. Wij zagen dat de deksel niet helemaal aangesloten was met de wc pot. Wij openden de deksel en zagen dat een lichtroze tas in de wc pot. Wij hebben de tas doorzocht en troffen zes Chinese paspoorten aan. Ook zaten er twee telefoons in. Een van de Chinese paspoorten was op naam van aangeefster (het hof begrijpt: [X.L.] ).
Wij hebben de tas teruggebracht naar aangeefster. Zij heeft de tas doorzocht en verklaarde dat zij nu alleen nog het geld en haar credit card mist.
5. Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2015, welk proces-verbaal door het hof ter terechtzitting in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd. Dit proces-verbaal houdt in als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb in het restaurant de tas met spullen weggenomen. Ik heb dat samen met mijn twee hier aanwezige medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] gedaan.
Nadere overweging
De hiervoor vermelde geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, worden telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan zakkenrollen. Zakkenrollerij is een misdrijf dat bij de benadeelden, veelal toeristen, hinder, schade en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt. Daarbij komt dat zakkenrollers Amsterdam als toeristenstad een slechte naam bezorgen.
Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van de rechtbanken en de hoven. Op zakkenrollerij staat in deze oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 120 uren vermeld. De raadsman heeft de oplegging van een werkstraf bepleit, stellende - kort gezegd - dat de verdachte, van wie een adres in Roemenië bekend is, daar niet onwelwillend tegenover zou staan. Het hof ziet daarin echter geen aanleiding om tot de door de raadsman bepleite strafmodaliteit te komen, nu op grond van deze enkele stelling onvoldoende zekerheid is verkregen dat de verdachte voor de reclassering bereikbaar zal zijn. Het hof acht gevangenisstraf dan ook onontkoombaar. Het hof heeft voorts kennis genomen van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2015, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De op te leggen straf is lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, mede omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de advocaat-generaal zijn eis heeft gebaseerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2016.