ECLI:NL:GHAMS:2016:168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
23-004160-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging wegens verjaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld voor eenvoudige belediging van ambtenaren, gepleegd op 27 oktober 2003 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat er na de poging tot betekening van het verstekvonnis op 3 juni 2005 geen verdere vervolging heeft plaatsgevonden tot de dagvaarding in hoger beroep op 3 december 2015. Dit leidde tot de vraag of het Openbaar Ministerie nog ontvankelijk was in de strafvervolging, gezien de verjaringstermijn van zes jaar voor het tenlastegelegde feit.

Het hof heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn was verstreken, omdat er meer dan zes jaar was verstreken sinds de laatste daad van vervolging. Hierdoor is het feit verjaard en heeft het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is genomen in het kader van de rechtsbescherming van de verdachte en de waarborging van een eerlijk proces.

Uitspraak

parketnummer: 23-004160-15
datum uitspraak: 12 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 15 december 2004 in de strafzaak onder parketnummer
15-134837-03 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1960,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden wachtmeester der Koninklijke Marechaussee), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Jullie moeten oprotten, laat me met rust, homofielen”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging

Op 15 december 2004 heeft de politierechter de verdachte bij verstek veroordeeld ter zake van eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Vervolgens is tevergeefs getracht het verstekvonnis aan de verdachte te betekenen op 3 juni 2005. Hierna heeft geen daad van vervolging meer plaatsgevonden tot aan het moment dat de verdachte op 3 december 2015 is gedagvaard in hoger beroep. Gelet op artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedraagt de verjaringstermijn voor het tenlastegelegde misdrijf zes jaren, te rekenen vanaf de dag na het begaan van dat misdrijf (artikel 71 Sr), dan wel vanaf de datum dat de verjaring door een daad van vervolging is gestuit (artikel 72 Sr). Nu na de eerste poging tot betekening van het verstekvonnis meer dan zes jaren zijn verstreken alvorens een daad van vervolging heeft plaatsgevonden, is het feit verjaard en dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn strafvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 januari 2016.