In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was beschuldigd van diefstal, heling en verduistering van een snorfiets in de periode van 6 tot en met 7 april 2014 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel het wegnemen van de snorfiets als het verwerven en voorhanden hebben van een door misdrijf verkregen goed. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de getuige drie jongens bij de scooter heeft gezien, maar het signalement van de verdachte kwam niet volledig overeen met dat van de getuige. Dit leidde tot twijfels over de identificatie van de verdachte. Bovendien ontbrak het dossier aan cruciale informatie over de staat van de scooter, wat het hof ertoe bracht te concluderen dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was. Het arrest is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. R.M. Vennix, die buiten staat was om te ondertekenen.