ECLI:NL:GHAMS:2016:167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
23-002314-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en terugwijzing naar rechtbank wegens gebrek in rechtsbijstand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld, zonder dat zijn raadsman op de hoogte was gesteld van de zitting. Dit gebrek in rechtsbijstand heeft geleid tot de vernietiging van het vonnis. De raadsman had zich tijdig als verdediger gesteld, maar ontving geen informatie over de datum en tijd van de zitting, waardoor hij niet kon verschijnen en de verdachte niet kon verdedigen. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter niet had mogen overgaan tot de behandeling van de zaak zonder de raadsman op de hoogte te stellen. Het hof oordeelt dat de verdediging een essentiële rol speelt in het proces en dat het niet informeren van de raadsman een ernstig gebrek vormt. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, om opnieuw recht te doen met inachtneming van de uitspraak van het hof.

Uitspraak

parketnummer: 23-002314-15
datum uitspraak: 12 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 19 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-245757-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.primair:hij op of omstreeks 2 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 350 hennepplanten en/of delen daarvan en/of 6 althans een of meer vuilniszakken met hennepstelen , (in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

1.subsidiair:een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 2 oktober 2014, in elk geval in of omstreeks een periode van ten minste 3 weken voorafgaand aan 2 oktober 2014 te Haarlem met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 6 althans een of meer vuilniszakken stelen van hennepplanten en/of ongeveer 350, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 2 oktober 2014, in elk geval in een periode van tenminste 3 weken voorafgaand aan 2 oktober 2014 te Haarlem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;

2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2014 tot en met 2 oktober 2014 te Haarlem (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 10360kwh electriciteir althans een hoeveelheid electriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om de navolgende reden.
De raadsman heeft verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij in eerste aanleg niet op de hoogte is gesteld van de dag en het uur van de terechtzitting, ondanks het feit dat hij zich tijdig als raadsman heeft gesteld door middel van een stelbrief. Doordat aan hem voorafgaand aan de terechtzitting in eerste aanleg geen afschrift van de dagvaarding is verstrekt, was hij niet bekend met de dag en het uur van deze terechtzitting, is hij op die zitting niet verschenen en heeft hij derhalve niet de gelegenheid gekregen om als (gemachtigd) raadsman de verdachte te verdedigen. De politierechter heeft desalniettemin het onderzoek van de zaak voortgezet, gesloten en – bij verstek – eindvonnis gewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de stukken in het dossier bevindt zich een brief van 7 november 2014 van mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek, waaruit blijkt dat hij zich voor de verdachte als raadsman in deze zaak heeft gesteld. Voorts bevindt zich in het dossier een brief van een medewerker van het arrondissementsparket Noord-Holland aan de raadsman van 5 juni 2015, waarin aan de raadsman wordt medegedeeld dat hem ‘naar aanleiding van zijn verzoek van 7 november 2014’ een kopie van het proces-verbaal wordt toegestuurd. De inleidende dagvaarding voor de zitting in eerste aanleg is op 19 november 2014 niet in persoon uitgereikt aan de griffier, met afschrift daarvan aan het toenmalige GBA-adres van de verdachte. Uit het dossier blijkt niet dat er een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman is gezonden. De politierechter heeft de verdachte vervolgens op 19 januari 2015 bij verstek veroordeeld.
In een geval als het onderhavige – waarin uit het dossier blijkt dat de verdachte is voorzien van rechtsbijstand van een raadsman – dient deze op de hoogte te worden gesteld van de dag en het uur van de terechtzitting. Het op de hoogte stellen van de verdediging van de zitting is, los van de correcte betekening van de dagvaarding aan de verdachte, op grond van het hiervoor overwogene – voor zover het hof kan overzien – niet op de juiste wijze geschied. De raadsman vervult bij het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, naast de verdachte en de officier van justitie, een kernrol. Nu de raadsman ten onrechte niet op de hoogte is gesteld van de terechtzitting van 19 januari 2015, terwijl niet is gebleken dat hij anderszins op de hoogte is geraakt van de dag en het uur van die zitting, is het hof van oordeel dat de politierechter niet aan de behandeling van de onderhavige zaak had mogen toekomen. Derhalve heeft zich ter terechtzitting in eerste aanleg een zodanig gebrek voorgedaan dat het in artikel 423, tweede lid Sv besloten liggende beginsel meebrengt dat, na vernietiging door het hof van het vonnis in eerste aanleg, de strafzaak dient te worden teruggewezen naar de rechtbank.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, zal het hof het vonnis van de politierechter vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 januari 2016.